Zacht tevreden schemeruren
een koffie nog, glas wijn ...
Nachtuur wacht geduldig;
alle tijd.
Al tijd valt regie hem in de hand.
Met spelers van gemengd allooi
doet hij toneel; nooit een spel.
Een heimweebeeld van ooit,
van al is goed en zweeft, wees stil,
lief en rust in de herhaling.
Nachtuur mild gestemd.

Of goor gekalkte lichtloosheid
die korte metten maakt met sluimer,
met de vergetelheid van droom
en zon naar verre hemels bant.
Die aarzelloos verwerpt, ontzegt en eist,
voorbij mijn ogen wegen jakkert.
Recht ... spiegel en ontleedmes één.
Die, angst en schuld gelijk, aanblaft zonder hart,
denken lamlegt, nooit laat stoppen,
rust noch vrede herberg is.
Het uur dat eerst zich terugtrekt

als onvermogen kantelt naar gebed;
heer dat in mij stilte zij.