Lieve Allemaal,
November werd de rijst geplant en vandaag wordt, recht voor de deur, geoogst. Vijftien vrouwen snijden de halmen, maken er bosjes van en slaan de rijst eruit. Aan het eind van de middag wordt alles in grote zakken weggedragen; zo’n vijftig kilo op elk dameshoofd. Hard werk maar wel een mooi gezicht; het voert terug naar een tijd waarin steeds meer, steeds sneller en groei groei groei nog niet de mantra was.
De Belgische psychiater Dirk de Wachter beschrijft onze maatschappij als een speedboot die steeds sneller gaat en.., er vallen steeds meer mensen uit. Met wat geluk worden ze opgepikt door de reddingsboten van de geestelijke gezondheidszorg. Om onze cultuur te behouden zullen we die moeten veranderen merkt hij op. Hij heeft het, net als indertijd de club van Rome, over grenzen aan de groei; in dit geval grenzen in onszelf die niet onbeperkt verlegd kunnen worden – of dat nu uit eigen wil of onder druk van de economie gebeurt. ‘Een paar stapjes terug’ is, in een tijd waarin het economisch moeizaam gaat, ook niet overal een welkom verhaal. Vooralsnog vaart bootje Bali met een mensen-matige-snelheid, hoe lang nog weet niemand – krachten genoeg die duwen om er verandering in te brengen. Verlangen naar meer en groter zet ook hier het blij kunnen zijn met kleine dingen, en daarmee de essentie van geluk, onder druk.
De Wachter : “De Mont Ventoux drie keer op fietsen, met een groot verzet, langs de moeilijkste kant, in rafting over wilde rivieren. Voor mij zit het geluk daar juist niet. Ik denk zelfs dat als we het geluk daar gaan zoeken, dat het ongeluk dichtbij is. Want wat moet je na de derde keer de Mont Ventoux, ja, ge kunt de Galibier nog eens doen. Maar wat dan? In mijn ogen zit het geluk in het doodgewone. Fiets eens over de Veluwe, met een gewone fiets, of wandel eens door Amsterdam, dat is toch een mooie stad. Maar dat ziet men niet, men holt vooruit, het is diezelfde speedbootachtige idee.”
Het is hier, net als eerder in Afrika, lastig te zien hoe waardevolle elementen in de maatschappij aan de erosie van ‘hebben’ onderhevig zijn. Culturen zijn complementair, eerste / tweede / derde wereld is geen kwaliteitsrangorde. Met de keuze voor hebben in plaats van zijn is de ruimte voor ‘wij’ denken, essentieel in een gezonde samenleving, verdwenen. Wij denken; het applaus na de speech van gen.b.d. van Uhm op de vierde mei, liet m.i. zien dat verlangen ernaar er wel is.
‘s Morgens vroeg gaat hier verderop een veelstemmig, zoemend ‘Om‘ de lucht in; de dag goed beginnen. Het duurt een minuut of tien en klinkt wel vredig. Er zijn hier in Penestanan nogal wat groepen die ik in een dwarse bui zweefgroepen noem. Healing, verjonging, vernieuwing door yoga en macrobiotisch eten, boeddhisme, hindoeïsme,.. Van alles kan en er komen nogal wat westerlingen op af om zichzelf (terug) te vinden. Of ze ook het ‘wij’ zoeken betwijfel ik. Het lijkt een nogal ik-gericht gebeuren. Druk aan het healen maar geen oog voor een ander. Groeten, voor iemand aan de kant gaan, simpele beleefdheden schieten erbij in. En waarom (glim)lachen ze zo weinig? Nog niet geheald misschien? ‘Heee, supermarket…’ een dwingende schreeuw vanaf het weggetje voor mijn huis. Ik kijk op. ‘Where is the supermarket?‘ en daar hoort dan een geïrriteerde blik bij. Verkeerd lopen is makkelijk, vriendelijk zijn minder. Nog geef ik antwoord maar ik denk over ‘maatregelen’. E. een vriendin vroeg in Magaliesburg iets aan een paar dames voor het postkantoor en werd volkomen genegeerd. Ook de vraag herhalen hielp niet, E. bleef lucht. ‘Spreken jullie geen Engels’ vroeg ze uiteindelijk. ‘Sure, but you didn’t greet us. ’Zo’n lesje blijft wel hangen. Ikzelf stopte een keer in haast bij een benzinepomp om een pakje sigaretten te kopen. ‘A Marlboro light please.’De verkoopster keek me met een vriendelijke glimlach aan. ‘I’m fine, thank you, how are you today? ’Ik voel ‘m nog.
In Amerika is er een trend naar ‘groen’ begraven aldus een bericht in het NRC. Deze week zag ik een voorbeeld hoe het ook ‘groen’ kan. In Trunyan, een dorpje wat naar het noorden, zijn de bewoners, zoals de meeste Balinezen, hindoe. Voor hun doden hebben ze echter een ongebruikelijk ritueel ontwikkeld. Doden, mits getrouwd en door een natuurlijke oorzaak overleden, worden eenvoudig onder een paar doeken een beetje verderop onder een boom gelegd. Wel een bijzondere boom want uiterst geurig en mogelijke luchtjes van de lichamen die vergaan wordt geneutraliseerd door de boom. Je ruikt niets; de boom noch de lichamen. Er is ruimte voor zo’n acht lijken, overlijdt er weer iemand dan wordt degene die het langst ligt verwijderd. De schedel gaat in een rij van honderden andere, de rest komt op een grote hoop. Gewoon zo; lappen, beenderen, schalen van offers… één grote hoop aan de rand van het veld. Kinderen en ongetrouwden worden in een grot geschoven, alleen zij die door een ongeval om het leven kwamen worden begraven. Het komt, ik schrijf het voorzichtig, niet erg respectvol over; het veld waar de lichamen liggen is een zootje. Voorzichtig probeer ik er met onze gids over te praten. Respect voor de doden weet u wel…. Hij, op zijn beurt, kijkt me verbaasd aan. ‘Na de ceremonie zijn de doden toch niet meer hier? Ze zijn bij God.’ ‘En in ons natuurlijk’, voegt hij eraan toe, ‘maar niet hier, niet onder deze boom’. In zijn ogen lees ik de beschuldiging van onnozelheid.
Vrede met het feit dat het leven de dood met zich draagt, het lukt niet altijd. Nachtelijke bezoeken van beelden die, angstaanjagend in stille starheid, slaap geen plaats gunnen. Afrika; een land, een volk en dan, zoveel geringer en toch zoveel meer, een naam, elke dag wel gefluisterd. Of gevloekt, maar altijd in het hart. Een inspiratie om te leven in liefde en soms een belemmering juist dat te doen.
Ga naar Tampaksiring en sla rechtsaf richting Gunung Kawi. Daal de paar honderd treden af naar beneden en denk er nog even niet aan dat elke forse tree omlaag er straks een omhoog is. Ga door tot het eind van het dal, helemaal in de diepte, en laat je overspoelen door de verstilde schoonheid van de tempels daar. Ga dan verder tot voorbij de tempels, over een modderpad, je bent alleen. Ga zitten op een steen, luister naar de vogels, de insecten en een stroompje iets verderop. Blijf gewoon zitten, doe niks, denk niks, vooral niets denken. Na verloop van tijd zie je in jezelf weer al die ruimte om te zijn – en een grootmoedig, royaal gevoel van wij. Bij mij lukte het van de week. Ik denk dat het, op bijvoorbeeld een hofje in Amsterdam of een heideveld op de Veluwe, ook heel goed kan.
Met een lieve groet
Frank
tussen de dag en morgenzon
heerst onvermijdelijk de nacht
op de weg naar elke morgen
voeren zwart en donker de regie
noden spelers van gemengd allooi
de zachte wieg van ooit en toen
omstellend bed van lief en rust
van al is goed en zweeft wees stil
of goor gekalkte lichtloosheid
die elk gevoelen aanblaft
denken lamlegt maar niet stopt
de slaap noch laat maar herberg is
duister dat soms middagzon
van lucht naar hemel bant
niet meebuigt in de sluimer
en vergetelheid van droom
maar aarzelloos ontzegt verwerpt
eisend rechte wegen jakkert
voorbij mijn ogen kijkt
spiegel en ontleedmes één
en jaagt en jaagt en jaagt en
eerst zich terugtrekt als
onvermogen kantelt naar gebed
heer dat in mij stilte zij
Hallo Frank ,,,dank voor de mooie zinnen. Hoe gaat het met Zoef? Leuk zo-een foto van de rijst-veld,het lijk dat je heel leuk woont.Groetjes en liefs uit een koud 8gr en nat Bodegraven,,, Anneke en Kees