Ik sta met de kleuters uit m’n klas op het plein te wachten tot we naar binnen mogen na de brandoefening. Om ze toch wat bezig te houden, vraag ik de kinderen om de beurt wat ze later willen worden.
Het eerste kind wil het journaal voorlezen. Daarna de volgende: prinses. Natuurlijk ook: Mega Mindy, brandweerman, ridder en vliegtuig. Eh nee, piloot. Tot ik bij het laatste kind kom. „Ik wil niks worden.” Ik kijk hem vragend aan. „Ik blijf liever mezelf.”
– “Ikje” uit het NRC –
Lieve Allemaal,
Laat ik beginnen jullie allemaal alvast een mooi en gelukkig nieuw jaar te wensen. Nee, ik heb niet gedronken, het is vandaag “oudejaarsdag” in Bali. Morgen is het Nyepi, het nieuwe Balinese jaar begint, we schrijven 1936. Voor het zover is eerst heilige voorwerpen en jezelf reinigen in een heilige bron of in de zee en een hoop herrie maken opdat de kwade geesten, die altijd weer inbreken in ons menselijk gedrag, weggejaagd worden. Het eiland was vol van de open trucks die met hele dorpen in de laadbak naar zee reden.
Vanavond naar de ogoh-ogoh gekeken, metershoge figuren, meestal monsters; maanden werk werd door het dorp gedragen en morgen, tijdens nieuwjaarsdag absolute stilte. Nu nog even een pandemonium van trommels, cymbalen en vuurwerk. Ik vond het prachtig, Zoef vond het niks. Morgen blijft iedereen in huis, niet eten, niet drinken, niet roken (en nee, dat ook niet), het vliegveld is gesloten, niemand op de weg. We hopen dan dat de boze geesten het eiland als verlaten zullen beschouwen en hun ‘heil’ elders gaan zoeken. In ieder geval één boze geest lijkt, al jaren terug, zijn toevlucht gezocht te hebben in Limburg. Daar zijn jullie mooi klaar mee, misschien je ook een dagje stilhouden?
De ceremonies vlogen weer om de oren de laatste weken. Er was Saraswati, de dag van het boek en de kennis, een dag waarop je merkwaardig genoeg nu juist niet mag schrijven of lezen. Er was Pagerwesi, de dag van de machines. Mijn motorfiets moest al vroeg naar het huis van de hulp om mee te doen in een ceremonie en ook hier thuis moesten een aantal apparaten van offers worden voorzien. De zwembadpomp mocht niet meedoen maar bijna was de waterdrukpomp vergeten, Wayan bedacht op het laatste moment dat die er ook nog is dus ook die pomp kreeg een offer. Gelukkig? Weet ik niet, een half uur later was de pomp stuk. (Fout offer / boze geest brak in / maandagmorgenmodel – kies maar). Mijn motor doet het nog wel. En tussendoor waren er ceremonies in familietempels, buurttempels, dorpstempels en nog zo wat. Wayan wilde opeens haar maandsalaris vooruit ontvangen want ze was vergeten dat ze bij moest dragen aan de renovatie van de buurttempel. De bijdrage was door de banjar vastgesteld op een miljoen Rupiah per gezin, dat is precies net zoveel als haar maandsalaris. Weer eens iets anders dan een tiende penning. En denk niet dat ze nu voor de rest van het jaar klaar is, er is elke maand/week wel iets.
Het is hun keuze al schrijnt bij mij vaak het gevoel dat de tirannie van de godsdienst hier het leven danig compliceert en niet gelukkiger of beter maakt. (Ik lees de zin terug en zie de onzin, alsof er tirannie zou zijn die wel gelukkig maakt…) Natuurlijk is niet alles slecht of niet goed. De complete jeugd van het dorp enthousiast bezig zien met orkest – ritmes en volume die een Amsterdamse disco beschaamd zullen doen wegkijken – ogoh-ogoh en tientallen fakkels, het is een exotische belevenis en het maakt wel blij. De geborgenheid die komt met een overmatige sociale controle is wellicht ook te genieten – maar daarvoor betaal je een hoge prijs. En elke dag intensief met religieuze verplichtingen bezig zijn maakt geen betere mensen. Wayan was deze week haar telefoon verloren en die werd gevonden door iemand uit een andere banjar. Ze kon hem, na betaling van een half maandsalaris, terugkrijgen. Het bedrag was zo ‘laag’ omdat haar zoon dreigde de banden van de motor van de vinder door te snijden als hij vasthield aan het nog veel hogere bedrag dat hij eerst vroeg.
Het zijn hier haast altijd de Javanen die het gedaan hebben – neheee.., Javanen! Nu dus even een Balinees maar, gelukkig, wel van een dorp verderop.
Altijd prettig als het van (veel) verderop is of van behoorlijk lang geleden, goed voor ons zelfbeeld. Wij weten immers beter, wij zouden zoiets niet doen. Hoe komende generaties over ons gaan oordelen is een vraag waar we nooit het antwoord op zullen horen maar ik heb weinig hoop op een positief oordeel. Ook nu nog leven miljoenen als slaaf of worden zo ingezet, verhongeren medemensen en/of hebben geen toegang tot gezondheidszorg, is er van alles en alles grondig mis, verrot. De tweedeling wordt steeds groter en dat we straks alleen nog in een vesting kunnen leven dringt nog niet zo door geloof ik. Graaiers klagen over grootgraaiers, grootgraaiers meten zich aan supergraaiers. Veel ellende waar niemand persoonlijk veel aan kan doen maar het beetje dat ik kan..?
De vooronderstelling dat de mensen die, bijvoorbeeld, slavernij in stand hielden niet beter wisten is maar ten dele juist. Wij, levend in die tijden, hadden mogelijk hetzelfde kunnen doen maar dat niet weten is een voorwendsel. Er was een, weliswaar niet breed gedragen, bewustzijn dat het zo niet kon dat alleen met valse argumenten en bedenksels onderdrukt kon worden. Heb uw naaste lief gelijk uzelf; je kunt een woord ook leeg laten.
Zouden wij onze maatschappij naar die denkbeeldige, toekomstige mens kunnen verdedigen met de woorden dat we niet beter wisten? Werkelijk kiezen om te werken aan een menswaardige samenleving vraagt meer dan ik mezelf vaak wil toegeven.
Liefs, Frank