Lieve Allemaal,
Zuid-Afrika. Ik ben voor twee weken in het gebied bij de Magaliesbergen, zo’n honderd kilometer van Johannesburg. De bergen vormen het oudste gebergte ter wereld. In deze omgeving, ook wel de wieg van de mensheid genoemd, leefden ooit de eerste mensen. De bergen zijn de constante, verder is het moeilijk voor te stellen hoe het er toen,ettelijke millennia terug, heeft uitgezien. Als in de morgen de zon opgaat over de vallei ontvouwt zich een stille, majestueuze weidsheid waarin de mensen afwezig lijken. ’s Avonds een paar jakhalzen, ’s morgens wat vogels is al wat je hoort. De vallei is uiterst dun bevolkt of beter: de paar plaatsen waar de meeste bevolking woont, groteske verzamelingen hutjes en huisjes waarvan de droefheid en armoede je tegemoet schreeuwen, zijn goed verstopt. Alsof er schaamte is dat zulke onterende wonden in het landschap kunnen bestaan. Verder is de het gebied opgedeeld in uitgestrekte farms, honderd hectare geldt hier als klein, waar de afstammelingen van Europeanen hun thuis hebben gevonden. Of er schaamte is over de op termijn onhoudbare situatie betwijfel ik. Wel zorg. Veel farms zijn te koop en de eigenaars dromen van een nieuw bestaan in Europa, Australië of waar dan ook. ‘Misschien wel Mauritius, niet duur, aardige mensen en nauwelijks criminaliteit.’ Hoe het uitpakt als Zuid-Afrikaanse verhoudingen verplaatst worden naar elders is een vraag die niet gesteld wordt.
In een aantal opzichten is het hier niet anders dan in Bali hoewel ik denk – wishfull thinking? – dat daar de verschillen iets kleiner zijn. Zuid-Afrika is, net als Indonesië, ooit gekoloniseerd en ook hier geldt: waar vroeger de kolonisator de macht had is het nu kapitaal dat de scepter zwaait. Lood om oud ijzer zou mijn vader zeggen. Het pakt in Indonesië vooralsnog iets minder slecht uit maar economisch gewin stelt zichzelf geen grenzen, vooroordelen en onbegrip funderen een meerderwaardigheidsgevoel, gelijkwaardigheid is ver weg. Of en wanneer een druppel komt die de emmer doet overlopen?
Sombere gedachten, ook en vooral ingegeven door de belabberde situatie hier voor het grootste – gekleurde – deel van de bevolking. ’s Avonds, in het restaurant van vrienden hier, wordt gesproken over wat zoal mis is in dit land: over mismanagement en onkunde, hoe de eigen positie in gevaar lijkt, over ondankbaar personeel dat nooit genoeg schijnt te hebben… Na een copieuze maaltijd met goede wijnen rekenen de gasten af met het equivalent van een half ‘Afrikaans’ maandsalaris, dan terug naar de farm in een 4-wheel drive. Het is al laat in de avond als met een glas bubbel gedronken wordt op een succesvolle dag. Ober Arthur en de keukenstaf horen daar niet bij, zij rijden terug naar de township op een gammele fiets of lopen. Morgen vroeg weer op, acht uur beginnen.
Niets dramatisch maar ik denk dat het mijn laatste bezoek aan Zuid-Afrika is. Het land is nog steeds in nood, ik vind het moeilijk lichtpuntjes te zien en: vliegtickets zijn duur, de mentale kosten zijn nog hoger. Het land dat onderwerp is in veel van m’n dromen voelt als ik hier ben ongemakkelijk en anders, verder van me weg dan ik gehoopt heb. Vandaag zou ik drie dagen naar Durban gaan om de ‘pleegmoeder’ van Emmanuel te ontmoeten, de laatste van de vrienden van toen. De anderen zijn er niet meer of ze zijn vertrokken met onbekende bestemming. De trip naar Durban moest gecanceld, ik voel me niet wel, het zal de griep zijn.
Volgende week via Nederland naar de VS. Zeven workshops, ik hoop op leuke cursisten, het wordt hard werken.
Lieve groet, Frank