over papier en thuis

Mijn poging bloed te geven aan het rode kruis is op niets uitgelopen: ik ben te oud. Fijn dat het rode kruis het nog eens duidelijk maakte.

Lieve Allemaal,

Als je niets meer van me hoort ben ik verloren geraakt in een papiermolen. Mijn kitas – tijdelijke verblijfsvergunning – wordt vervangen door een kitap. Dat is met de P van permanent al is dat permanente nog steeds maar vijf jaar. Er is een berg formulieren en documenten nodig en ik word afwisselend moedeloos en razend. Stel je voor, je gaat je inschrijven bij een gemeente; dan willen ze een woonadres, normaal. Maar nu vraagt die ambtenaar om het huurcontract, een kopie van het identiteitsbewijs van de huisbaas en, nu we toch bezig zijn, ook een kopie van het ‘trouwboekje’ van de huisbaas. Je denkt aan een gehoorprobleem. En dan willen ze ook een ondertekende brief waarin huisbaas verklaart het geen probleem te vinden dat je onderdeel wordt van zijn/haar gezin. Bananasplit misschien? En een kopie van de identiteitskaart van de hulp en van de tuinman en een brief van de baas én van de administrateur van het dorp die dan beiden verklaren dat je in dat dorp woont. En ook een brief van de buurtschap dat je in die buurtschap woont. Maar als ik in Penestanan woon, woon ik toch in Gianyar? De ambtenaar glimlacht om zoveel naïviteit, blijkbaar ziet hij wegen om in een dorp in een buurtschap te wonen buiten die buurtschap. En dan weet je, het is menens. Dat wordt nog eens een brief van god dat je op aarde woont.

Verder bankafschriften, ziektekosten verzekering, een overlijdensverzekering want naar huis lopen zit er in dat geval niet meer in weten ze en pasfoto’s, bergen pasfoto’s met verschillende kleuren achtergrond in allerlei maten. Om al die verklaringen te krijgen moeten dan weer stapels formulieren ingevuld worden, nooit goed de eerste keer en altijd mist er wel één die ook nog moet en met regelmaat administratiekosten die hoger zijn dan een kwart maandsalaris hier. Zonder kwitantie natuurlijk. Als ik straks alles bij elkaar gesprokkeld heb moet ik de hele boel inleveren, inclusief paspoort en een paar duizend euro; het gaat ongeveer 2,5 maand duren. Op reis zit er die tijd niet in, paspoort moet ingeleverd, het inzicht dat je ook het stempel aan het eind van de procedure kan zetten is nog niet geland.

Veel in dit land gaat kapot aan corruptie maar ook de ambtenarij doet met papierwinkels zijn uiterste best. Allebei inkomensverschaffing, werkverschaffing impliceert iets anders. Als ik het allemaal overleef ben ik er wel voor vijf jaar vanaf, daar denk ik dan maar aan.

Misschien kan iemand eens een kalender naar boven sturen. Het droge seizoen is nu drie maanden aan de gang en tot voor kort elke dag regen. Nu alleen nog maar koud, het zwembad dat vier jaar rond de 29 graden was komt nu net tot 25.

Met een dik vest aan (nog nooit gebeurd) op de motor naar het kantoor van de BJPS voor een ziektekostenverzekering. 8 uur ’s morgens gaan ze open, we waren er. Geen succes. Wij kregen het laatste nummer: 85. Dat staat bij tien minuten per bezoeker en twee balies gelijk aan een dag wachten. De volgende dag was ik er om 6 uur – nog kouder – en ik was de derde. Gestaag nam, onder gezellig gekeuvel, het aantal wachtenden toe, tegen achten stond er een man/vrouw of veertig. Toen gingen de deuren open en kon ieder zijn nummer trekken. Niks gemoedelijk meer, het werd duwen en trekken. In de chaos die ontstond kreeg ik toch nog nummer drie. Even later zat een vrouw die ik tegen achten had zien komen naast me. ‘Zo zielig voor die zwangere dame, ze was hier als eerste vanmorgen, half zes!, en nu heeft ze nummer 12.’ ‘En u?’ vroeg ik. ‘Ik heb nummer 5’, ze straalde.

Wie eenmaal onherroepelijk op reis gaat zal nooit meer helemaal thuis kunnen komen lees ik ergens. Ik twijfel of het waar is want waar is thuis dan? Dat huis in die straat in die stad? Ik werk in de studio, een open ruimte achter het huis. Doni zingt op het terras aan de voorkant mee met een cd van Ebiet. Dat is thuis, en dat kan overal. Alles stroomt, niets blijft, ik weet het; de tijd is nu. Ervan genieten is een kunst die ik niet altijd beheers maar op zo’n dag lukt het goed. Heerlijk thuis, weg van de files.

Van het toerisme hier begrijp ik niet veel. We zien steeds meer bezoekers, Ubud is overvol. Naar verluidt meest met ‘package’ toeristen; Chinezen en Taiwanezen die een reis hebben geboekt inclusief alles en niets meer uitgeven. De Balinezen klagen steen en been. En er is toch al teveel van alles. Bijna 600 restaurants in Ubud alleen al, wie een stuk land verpacht koopt een auto en wordt taxichauffeur. Hotels, bezettingsgraad veel te laag, worden nog steeds bijgebouwd. De overheid wil meer toeristen trekken terwijl de infrastructuur aanpassen praktisch onmogelijk is. We zullen zien waar het heengaat. Files overal, vandaag drie uur gedaan over een afstand van 30 kilometer – idyllisch Ubud. Vooralsnog heb ik een rustig plekje en zolang ik niet naar buiten hoef …

Joris is hier met zijn zoon en volgende week gaan we raften. Ik hoop dat ik het leuk ga vinden – beetje eng – maar files op het water zijn (nog) niet te verwachten. Verder zitten we allebei tegen de griep aan maar goed, laat maar want dan begin ik weer over het weer. Het gaat goed hier,

Lieve groet, Frank