Passie

Lieve Allemaal,

Ibu Putu van de warung (eethuisje) verderop, zelf fors op leeftijd, heeft gehoord van het overlijden van mijn moeder. ‘Ze is dus wel heel oud geworden’ vindt ze, ‘dan is het goed zo’. Niet onwaar maar ik vind haar reactie nogal luchtig dus vertel ik dat er natuurlijk ook wel verdriet is. Ibu Putu kijkt bezorgd. ‘Niet lang verdrietig blijven hoor, dan blijven de doden bij je’.

T. Stuurt een email uit Afrika, hij is overstuur want niet uitgenodigd voor een ritueel met de familie om contact te leggen met de voorouders. Verdrietig omdat zijn familie hem erbuiten laat, overstuur omdat hij zelf niet weet hoe dat contact te leggen waar hij veel behoefte aan heeft.

Zouden ze echt uit je kunnen verdwijnen, je voorouders? Zou je echt naar een graf moeten om ze te vinden? Het klinkt mij in de oren als naar een kerk moeten om god te zoeken. Ibu Putu begrijp ik wel, een hindoe gelooft dat de ziel gaat dwalen als hij zich niet vrij voelt om te gaan. Voor T. maakt zijn traditie het makkelijker dat contact bij een graf te maken maar, denk ik, hij zou het allemaal kunnen vinden in zichzelf.

De ontmoeting tussen onze wortels en dat wat we hier en nu ervaren.

Herly Setiawan, de schilder waarover ik het wel eerder had, lukt het er iets moois mee te doen. Hij heeft een vrouw en een kind, wat kleine baantjes om te leven en hij is bij een dansgroep die oude tradities in een contemporaine setting wil bewaren. En verder schilderen, schilderen en schilderen. Met datzelfde thema, zijn wortels verbinden met zijn eigen heden. Vol passie maakt hij de wereld deelgenoot van wat hem bezighoudt, focust op het niet zichtbare zichtbaar maken, op het onderstrepen van waarden die niet verloren mogen gaan. Fantastisch dat iemand daar mee bezig is, voor wie mee mag kijken en vooral voor hemzelf. Passie.

(Later op Facebook wat foto’s van zijn nieuwste werk, hebben die gasten van Prism ook iets moois om naar te kijken.)

Passie. Toen een krant van protestant christelijke signatuur het had over de fratsen en uitspattingen van de paus wist ik dat het de goede kant opgaat. Die kardinalen hebben het misschien wel redelijk gedaan; een paus kiezen bedoel ik. Een mondain concert en het hele management zit, op een soort podium vooraan, in rode jurken gewichtig te zijn, de stoel van de baas blijft leeg. Die heeft belangrijke dingen te doen. Licht verongelijkt stelt de krant dat hij ook voor de vuist weg preekt, voeten wast van gevangenen in plaats van kardinalen en een jongen met down syndroom meeneemt in de pausmobiel. En die hermelijnen mantel doet hij ook al niet om. Tja, als je uit je hart spreekt heb je niet altijd papier nodig en de rest lijkt me wel in lijn met wat die eersteling zou doen. Als die een pausmobieltje had gehad, had hij die jongen vast ook meegenomen. Zomaar, voor de lol, en dan op twee wielen door de bocht door Jeruzalem. Maar goed, op een ezel werkt het natuurlijk allemaal wat minder.  Een paus met passie, ik hoop het.

Haartjes laten knippen in de Mall (€ 2,40) – ja Mam, lekker fris koppie – en gelijk maar even lunchen. Een klein, mager jongetje, op de rand van kinderarbeid, heeft de geringe taak op wacht te staan voor het buitenterras. Moedeloos staat hij zo te dromen dat ik, enige gast, hem lange tijd ontga. Dan brengt hij het menu, iemand anders komt om de bestelling op te nemen. De jongen komt terug om een kopie van de bestelling zorgvuldig, met een plakbandje dat niet van de rol wil, op mijn tafeltje te plakken. Een van die onverklaarbare baantjes, met moeite verworven, die weinig geld en veel desillusie opleveren. Werk gevonden en toen…, toen niks. De tweedeling waar het westen (weer) zo hard aan werkt is hier een, al lang geslaagd, project. Ik vraag me af of die jongen wel eens over zijn perspectief denkt en weet tegelijk niet of ik dat moet hopen. Voortvarendheid lijkt niet in zijn ransel te zitten en hij is veel te jong van school. Nou ja, school… Het lijkt onwaarschijnlijk maar veel onderwijs is hier nog beroerder dan in Afrika. Zelf denken en creatief zijn worden ontmoedigd, feodale toestanden zijn de wereld niet uit, het harnas dat adat (geloof, gebruiken en cultuur) heet houdt de boel voorlopig nog op zijn plaats. Voor passie, buiten een materiele vraatzucht, is nauwelijks plaats.

Bijgeloof verduistert alles nog wat meer. De zoon en de hond van Ibu Par zijn allebei ziek. ‘Wat hebben ze dan?’ vraag ik. ‘Ze zijn ’s avonds laat een neger tegengekomen. Op het kruispunt!’ En daarmee is alles verklaard zegt haar blik.

Voorbeelden hoe het beter kan zijn er amper, ik denk soms dat dom houden deel van een plan is. Dienend zijn lijkt de meeste politici niet te liggen; met passie wegen zoeken en verbinden ook al niet. De beweegredenen om politieke functies te bekleden zouden veel meer onze argwaan verdienen maar, behept met dezelfde kortzichtigheid en oog voor eigenbelang als de kandidaten, kiezen we nogal eens verkeerd. Het lichtend voorbeeld van de bovenlaag dat ook hier via de media tot ons komt – extravagantie, duurder en meer – doet vrezen dat als het financieel beter gaat… Indonesië ligt niet zover weg van Nederland hoor, (voor)mensen met (com)passie zijn overal zeldzaam.

In de Mail & Guardian pleit Nic Dawes, de hoofdredacteur, ervoor het beeld van Mandela, zijn passie en inspiratie, meer te koesteren, meer te verinnerlijken.

“De waarheid is dat Nelson Mandela niet alleen afwezig is geweest van banketten, voorpagina’s en de top echelons van het ANC voor meer dan 10 jaar. Hij is te vaak afwezig geweest uit onze denkbeelden over onszelf en de ingewikkelde maar blije taak van bouwen aan een democratie waarin de volle ontplooiing van onze individuele en collectieve menselijkheid mogelijk is. Herinnering, heeft Madiba gezegd, is het weefsel van identiteit. Met de herinnering aan hem, is onze nationaal weefsel onmetelijk sterker. Mayibuye.”

Ik ben het wel met hem eens, we kunnen geen voorbeelden genoeg hebben om die passie in ons te laten bloeien, daar komen mooie dingen van.

Veel liefs,  Frank

 

 

 

 

Zorg

Lieve Allemaal,

In de nacht rijdt een broze, oude dame in haar rolstoel door mijn huis. De gespannenheid van de hand die de stoel bestuurt is in contrast met de milde ontspannenheid van haar gezicht – de zachtheid die liefde bewerkstelligt. Voor ze naar haar kamer rijdt om te gaan slapen maakt ze haar ronde en stopt bij elke bewoner, bij al die betrokken medewerkers, pakt een hand en kust die. Een slaap wel zonder woorden…

Als ik wakker wordt is het huis, anders dan mijn gedachten, – natuurlijk – leeg. Pas toen het allemaal voorbij was hoorde ik van dat avondlijk afscheidsritueel in het fantastische St. Elisabeth in Amersfoort waar ze woonde. Afasie had het vermogen een warm welterusten uit te spreken  gestolen en ze vond een andere weg. Ik denk: zonder echt te hoeven zoeken.

Zoveel beelden, in dag en nacht, de kleur is weemoed. Mijn, naar het leek immer kleiner wordende, moeder die in haar rolstoel, zonder stem, glimlach op glimlach oogstte en ieders dag wat zonniger maakte. Mijn grootse moeder die onvoorwaardelijk lief had. Op 27 mei jl. heeft ze het leven verlaten, net 93 jaar oud. Meer dan weemoed en verdriet is er trots en dankbaarheid. Die laatste kus op mijn hand – het zuurstofmaskertje in de weg – zit vaster op mijn huid dan alle andere en straalt naar diep. Laat de regen maar komen, ik heb kunnen sparen in de goede tijd.

Leven is altijd weer veranderen. Terug in Bali – overigens meest zonder regen want droge tijd – komt me voor dat ik de dingen opnieuw moet sorteren, op een rij leggen. Beelden en herinneringen rijgen zich in bizarre patronen aaneen, zaken die niets met elkaar te maken lijken te hebben zijn toch verbonden. Gebeurtenissen groot en klein, tijden van geluk en warmte of intense wanhoop, ontmoetingen, landschappen – verbonden door het feit dat het om mensen gaat.

Zonder al die mensen die me lief zijn is Nederland toch ook wel erg een land van klagers en cynici, zonder die vaak gemeende glimlach is Bali een tourist trap. Geluk is, gelijk wanhoop, verbonden met dierbare namen omdat altijd een ander nabij was. De weids lege hemel van Afrika blijft letterlijk dat – leeg – als niet die prachtige mensen eronder wonen. Mensen, en dan ben ik weer bij mijn moeder.

Afrika. Ooit wilde ze wat foto’s bestellen van een vakantie in Afrika. Ik gaf de hele bups en ze mocht kiezen. Wat ze ging kiezen wist ik wel, ik had het voor haar kunnen doen. Ik op een terras, wij op een kameel, lopend in de bush… Fout. 15 foto’s bestelde ze, en nergens stonden wij op, alleen maar Afrikaanse kinderen.

‘Dan weet ik ook hoe zij leven en dan denk ik vaker aan ze.’

Hier in Bali is ze ooit geweest, Afrika lukte niet, ze zat toen al in die rolstoel. Juist deze dagen spookt ook Afrika weer door mijn hoofd. Omdat ik meer had willen doen, meer had willen geven en het langzaamaan onmogelijk werd. Alweer mijn moeder; zij trok over die berg met hindernissen en werkte met wat wel was. Mijn vierkante meter is nu hier in Bali.

Zij had de hulp die nodig was om met haar hindernissen te leven en de moed (en steun) dat te doen. De schokkende staat van de, speciaal westerse, wereld verontrust zeer. Geven we er nog om, zijn we er wel mee bezig? We hebben dat waar we ons op voor konden staan als Nederland altijd al overschat maar als vandaag een mevrouw van 100 jaar terug moet uit het verzorgingshuis naar een eigen huis omdat de indicatie niet ernstig genoeg is – en zij is waarachtig niet de enige – dan is het tijd om beschaamd op de achterste bank te gaan zitten. Waanzinsalarissen voor een aantal bestuurders én ontslagen in de zorg. Zorg onthouden waar het wel zou kunnen, minder verkopen als hetzelfde in een ander jasje. Er zijn politici die het durven. Meer zelf doen, mantelzorg heet het geloof ik, het zou goed zijn voor de maatschappij maar professionele hulp onderschatten is het stomste wat je kunt doen. Een paar passen terug, en er schijnt echt niets anders op te zitten, heeft teveel Nederlanders in de reflex van ikke gebracht. Meer zelf doen wordt afgewezen en aan de professionele zorg voor de zwakkere wordt geknaagd. Vluchtelingen of asielzoekers worden gelukzoekers en de rest van de wereld zoekt het maar uit.

In de nacht rijdt een broze, oude dame in haar rolstoel door mijn huis. De gespannenheid van de hand die de stoel bestuurt is in contrast met de milde ontspannenheid van haar gezicht – de zachtheid die liefde bewerkstelligt. Voor ze naar haar kamer rijdt om te gaan slapen maakt ze haar ronde en stopt bij elke bewoner, pakt een hand en kust die. Slaap goed…

Houd dat beeld maar even vast.

Lieve groet

Frank

 

 

 

 

Wij

IMG_0907

Lieve Allemaal,

November werd de rijst geplant en vandaag wordt, recht voor de deur, geoogst. Vijftien vrouwen snijden de halmen, maken er bosjes van en slaan de rijst eruit. Aan het eind van de middag wordt alles in grote zakken weggedragen; zo’n vijftig kilo op elk dameshoofd. Hard werk maar wel een mooi gezicht; het voert terug naar een tijd waarin steeds meer, steeds sneller en groei groei groei nog niet de mantra was.

De Belgische psychiater Dirk de Wachter beschrijft onze maatschappij als een speedboot die steeds sneller gaat en.., er vallen steeds meer mensen uit. Met wat geluk worden ze opgepikt door de reddingsboten van de geestelijke gezondheidszorg. Om onze cultuur te behouden zullen we die moeten veranderen merkt hij op. Hij heeft het, net als indertijd de club van Rome, over grenzen aan de groei; in dit geval grenzen in onszelf die niet onbeperkt verlegd kunnen worden – of dat nu uit eigen wil of onder druk van de economie gebeurt. ‘Een paar stapjes terug’ is, in een tijd waarin het economisch moeizaam gaat, ook niet overal een welkom verhaal. Vooralsnog vaart bootje Bali met een mensen-matige-snelheid, hoe lang nog weet niemand – krachten genoeg die duwen om er verandering in te brengen. Verlangen naar meer en groter zet ook hier het blij kunnen zijn met kleine dingen, en daarmee de essentie van geluk, onder druk.

De Wachter : “De Mont Ventoux drie keer op fietsen, met een groot verzet, langs de moeilijkste kant, in rafting over wilde rivieren. Voor mij zit het geluk daar juist niet. Ik denk zelfs dat als we het geluk daar gaan zoeken, dat het ongeluk dichtbij is. Want wat moet je na de derde keer de Mont Ventoux, ja, ge kunt de Galibier nog eens doen. Maar wat dan? In mijn ogen zit het geluk in het doodgewone. Fiets eens over de Veluwe, met een gewone fiets, of wandel eens door Amsterdam, dat is toch een mooie stad. Maar dat ziet men niet, men holt vooruit, het is diezelfde speedbootachtige idee.”

Het is hier, net als eerder in Afrika, lastig te zien hoe waardevolle elementen in de maatschappij aan de erosie van ‘hebben’ onderhevig zijn. Culturen zijn complementair, eerste / tweede / derde wereld is geen kwaliteitsrangorde. Met de keuze voor hebben in plaats van zijn is de ruimte voor ‘wij’ denken, essentieel in een gezonde samenleving, verdwenen. Wij denken; het applaus na de speech van gen.b.d. van Uhm op de vierde mei, liet m.i. zien dat verlangen ernaar er wel is.

‘s Morgens vroeg gaat hier verderop een veelstemmig, zoemend ‘Om‘ de lucht in; de dag goed beginnen. Het duurt een minuut of tien en klinkt wel vredig. Er zijn hier in Penestanan nogal wat groepen die ik in een dwarse bui zweefgroepen noem. Healing, verjonging, vernieuwing door yoga en macrobiotisch eten, boeddhisme, hindoeïsme,.. Van alles kan en er komen nogal wat westerlingen op af om zichzelf (terug) te vinden. Of ze ook het ‘wij’ zoeken betwijfel ik. Het lijkt een nogal ik-gericht gebeuren. Druk aan het healen maar geen oog voor een ander. Groeten, voor iemand aan de kant gaan, simpele beleefdheden schieten erbij in. En waarom (glim)lachen ze zo weinig? Nog niet geheald misschien? ‘Heee, supermarket…’ een dwingende schreeuw vanaf het weggetje voor mijn huis. Ik kijk op. ‘Where is the supermarket?‘ en daar hoort dan een geïrriteerde blik bij. Verkeerd lopen is makkelijk, vriendelijk zijn minder. Nog geef ik antwoord maar ik denk over ‘maatregelen’. E. een vriendin vroeg in Magaliesburg iets aan een paar dames voor het postkantoor en werd volkomen genegeerd. Ook de vraag herhalen hielp niet, E. bleef lucht. ‘Spreken jullie geen Engels’ vroeg ze uiteindelijk. ‘Sure, but you didn’t greet us. ’Zo’n lesje blijft wel hangen. Ikzelf stopte een keer in haast bij een benzinepomp om een pakje sigaretten te kopen. ‘A Marlboro light please.’De verkoopster keek me met een vriendelijke glimlach aan. ‘I’m fine, thank you, how are you today? ’Ik voel ‘m nog.

In Amerika is er een trend naar ‘groen’ begraven aldus een bericht in het NRC. Deze week zag ik een voorbeeld hoe het ook ‘groen’ kan. In Trunyan, een dorpje wat naar het noorden, zijn de bewoners, zoals de meeste Balinezen, hindoe. Voor hun doden hebben ze echter een ongebruikelijk ritueel ontwikkeld. Doden, mits getrouwd en door een natuurlijke oorzaak overleden, worden eenvoudig onder een paar doeken een beetje verderop onder een boom gelegd. Wel een bijzondere boom want uiterst geurig en mogelijke luchtjes van de lichamen die vergaan wordt geneutraliseerd door de boom. Je ruikt niets; de boom noch de lichamen. Er is ruimte voor zo’n acht lijken, overlijdt er weer iemand dan wordt degene die het langst ligt verwijderd. De schedel gaat in een rij van honderden andere, de rest komt op een grote hoop. Gewoon zo; lappen, beenderen, schalen van offers… één grote hoop aan de rand van het veld. Kinderen en ongetrouwden worden in een grot geschoven, alleen zij die door een ongeval om het leven kwamen worden begraven. Het komt, ik schrijf het voorzichtig, niet erg respectvol over; het veld waar de lichamen liggen is een zootje. Voorzichtig probeer ik er met onze gids over te praten. Respect voor de doden weet u wel…. Hij, op zijn beurt, kijkt me verbaasd aan. ‘Na de ceremonie zijn de doden toch niet meer hier? Ze zijn bij God.’ ‘En in ons natuurlijk’, voegt hij eraan toe, ‘maar niet hier, niet onder deze boom’. In zijn ogen lees ik de beschuldiging van onnozelheid.

Vrede met het feit dat het leven de dood met zich draagt, het lukt niet altijd. Nachtelijke bezoeken van beelden die, angstaanjagend in stille starheid, slaap geen plaats gunnen. Afrika; een land, een volk en dan, zoveel geringer en toch zoveel meer, een naam, elke dag wel gefluisterd. Of gevloekt, maar altijd in het hart. Een inspiratie om te leven in liefde en soms een belemmering juist dat te doen.

Ga naar Tampaksiring en sla rechtsaf richting Gunung Kawi. Daal de paar honderd treden af naar beneden en denk er nog even niet aan dat elke forse tree omlaag er straks een omhoog is. Ga door tot het eind van het dal, helemaal in de diepte, en laat je overspoelen door de verstilde schoonheid van de tempels daar. Ga dan verder tot voorbij de tempels, over een modderpad, je bent alleen. Ga zitten op een steen, luister naar de vogels, de insecten en een stroompje iets verderop. Blijf gewoon zitten, doe niks, denk niks, vooral niets denken. Na verloop van tijd zie je in jezelf weer al die ruimte om te zijn – en een grootmoedig, royaal gevoel van wij. Bij mij lukte het van de week. Ik denk dat het, op bijvoorbeeld een hofje in Amsterdam of een heideveld op de Veluwe, ook heel goed kan.

Met een lieve groet

Frank

tussen de dag en morgenzon

heerst onvermijdelijk de nacht

op de weg naar elke morgen

voeren zwart en donker de regie

noden spelers van gemengd allooi

de zachte wieg van ooit en toen

omstellend bed van lief en rust

van al is goed en zweeft wees stil

of goor gekalkte lichtloosheid

die elk gevoelen aanblaft

denken lamlegt maar niet stopt

de slaap noch laat maar herberg is

 

duister dat soms middagzon

van lucht naar hemel bant

niet meebuigt in de sluimer

en vergetelheid van droom

maar aarzelloos ontzegt verwerpt

eisend rechte wegen jakkert

voorbij mijn ogen kijkt

spiegel en ontleedmes één

en jaagt en jaagt en jaagt en

eerst zich terugtrekt als

onvermogen kantelt naar gebed 

heer dat in mij stilte zij

Sorry

IMG_0887
Lieve Allemaal,

Bali is geen Afrika (gut…), hier niet wekelijks of soms zelfs dagelijks toestanden – positief of negatief – het leven kabbelt meer. Mijnheer Par en zijn zoon werden allebei ziek en waren uiteindelijk gedwongen in bed te blijven – niet best want geen werk, geen inkomen. Maar naar de dokter gaan deden ze niet. Het is algemeen bekend dat dokters nog wel eens een prik uit willen delen en daar begonnen ze niet aan. Deze keer liep het goed af, ze werden vanzelf weer beter. Ik hoor ook andere verhalen, tot de dood erop volgde. Dokters…

Ik heb intussen een hond maar misschien ben ik wel weer in dezelfde valkuil gevallen als met Dopie in Afrika; het is een vriendelijke hond. Hij kwispelt naar wie er maar komt, gaat opzitten en steekt zijn poot uit. Hoe maakt u het. Alleen aan de vissen in de vijver heeft hij een pest, hij blaft ze fanatiek aan, de vissen zwemmen door. Dat lieve was niet helemaal de bedoeling, hij was ook gedacht om eventuele inbrekers af te schrikken. Nu maar hopen dat die niet weten dat Zoef, zo heet hij, een klein hartje heeft. Zijn naam is ook al verkeerd gekozen. Balinezen spreken de F meestal uit als een P dus de hond wordt soep. Soephond, niet leuk. (Ik ben meestal mister Perang, dat dat ook oorlog betekent negeer ik maar.)

De inbrekers zijn gepakt door de politie. Het was een duo; één persoon uit Java – nou, zie je wel zeggen de Balinezen dan. En één persoon uit Bali. Oei. Hij bleek gelukkig wel ver van hier te komen. Buleleng, dat is helemaal in het noorden van het eiland. Ze zijn hier door het buurtje geleid om aan te geven waar ze het allemaal gedaan hebben en volgens mijnheer Par was het maar goed dat het al donker was en regende, anders hadden de buurtbewoners ze zeker in elkaar geslagen. (!) Nu moet ik naar de politie. De spullen hebben ze waarschijnlijk wel terug – het waren negen inbraken bij elkaar en zo snel kán het allemaal niet verdwenen zijn – maar er ligt mogelijk een probleem. Van verschillende kanten hoor ik dat me dat wel geld gaat kosten. De helft van de waarde aan de politie betalen, een soort vindersloon, heb ik nog steeds voor een prikkie mijn spullen terug. Vinden de Balinezen. Nou ik dacht het niet. De hele dag al doe ik, ter voorbereiding, een mijnheer Konijn. (voor wie het verhaal van mijnheer Konijn niet kent, zie onderaan.)

Recent waren er een aantal filmpjes op het net, en ook op de Nederlandse TV naar ik begrijp, over de corruptie hier op Bali. Man (journalist) zonder helm en zonder rijbewijs op de motor betaalt € 16,– en mag dan doorrijden. Terecht merkt Frans op dat je mensen beter kan waarschuwen voor de gevaren van het rijden zonder helm dan deze sensatie-onzin maar hier heeft het veel commotie veroorzaakt. Dewa, de chauffeur waar ik een keer mee naar Denpasar rijd vindt het een schande, en goed dat die agent gelijk is ontslagen. Tijdens dezelfde rit worden we, verderop in de stad, aangehouden; Dewa heeft zijn gordel niet om. Hij vouwt geroutineerd 10.000 rupiah (€ 0,80) in zijn kentekenbewijs en vijf seconden later rijden we weer verder. Toen ik de motor kocht was er niet gelijk een kenteken. Zoiets duurt een dag of tien. Maar geen probleem hoor; de dealer levert zo lang een valse nummerplaat en schroeft die er voor je op. ‘En als ik nu aangehouden wordt? Dan heb ik geen kentekenbewijs.‘ 20.000 rupiah meneer (€ 1,60). Geen probleem. Dit alles is geen geheime kennis die mij toevallig ingefluisterd is, het is algemeen bekend. Er is ook een prijs om agent, douane-beambte of ambtenaar te worden. Niet goedkoop overigens maar het verdient zich snel terug. Het is aandoenlijk hoe officials reageren op die filmpjes. ‘De mensen zouden kunnen gaan denken dat de politie hier corrupt is!’ Ach, misschien maakt het de politie morgen iets voorzichtiger en krijg ik mijn spullen wel voor gratis.

De NRA (National Riffle Association) in de VS heeft het voor elkaar; de meest logische wetten om wapenbezit (een heel klein beetje) te beheersen worden geblokkeerd door congresleden en senatoren die grote delen van hun verkiezingscampagnes gefinancierd weten door diezelfde NRA. Wie betaalt bepaalt. Je verkoopt je als behoeder van de belangen van de maatschappij en als je er eenmaal zit ga je voor het eigenbelang. Met door spindoctors opgebakken flut-argumenten kom je een eind en als het helemaal moet kun je altijd nog sorry zeggen. Ach, bij de volgende verkiezingen komt er wel weer geld van de NRA om het imago grondig op te poetsen. Mensen vergeten snel, niet alleen daar. Of het nu om banken, kerken, politici, rücksichtslose multinationals of wat dan ook gaat. Sorry. Ja maar er is een crisis uitgebroken, het bedrijf is leeg gevreten en kapot, levens van mensen liggen in puin, een asielzoeker is dood. Ik zég toch sorry!

‘Hebt u dat nou ook?’ Ik hoor dominee Gremdaat. Het schijnheil lekt er aan alle kanten langs en toch denk ik vandaag hetzelfde. Hebt u dat nou ook? Zo’n periode dat je denkt dat het allemaal nooit meer goed komt. Niet goed met de wereld en dus niet met jezelf. Mijn moeders ongebreidelde optimisme heeft in mij geen wortel geschoten. Waar zij nog elke dag met blijheid door het leven rijdt – rolstoel – vind ik het vaak lastig om, bij alle ellende waarvan ik weet dat die er is, eenvoudig gelukkig te zijn. Haar uitspraak ‘het gaat wel over voor je een meisje bent‘ heeft me vroeger nogal eens geïrriteerd. Bij alle rotzooi ook nog een moeder die platitudes spuide. Het heeft lang geduurd voor ik zag dat achter die luchtige woorden de wijsheid van blij zijn met wat is verborgen ligt. Zij laat het zien, elke dag, en werkt met haar blijheid aan een betere wereld. Nu ik nog. Voorlopig lees ik dat er afgelopen jaar 140 miljard – 140.000.000.000,– euro is uitgegeven aan wapens. Gooi er voor die dip nog maar een paar dagen bovenop.

Lieve groet Frank

Mijnheer Konijn.

Mijnheer Konijn moet het gras maaien en dat valt niet mee als je een groot gazon en alleen maar een schaartje hebt. Al dagen ziet hij er tegenop maar opeens heeft hij een idee.

‘Mijn vriend, mijnheer Beer, mijn goede vriend, die heeft een grasmaaimachine. Die kan ik best even lenen.’

En gelijk gaat hij op weg naar de volgende straat waar het huisje van mijnheer Beer staat.

‘Tja’ denkt hij al lopende, ‘mijnheer Beer is natuurlijk wel een beetje over-voorzichtig met zijn spullen. Dat weet ik wel maar ik ben zijn vriend dus het zal geen probleem zijn’.

‘Dat hoop ik tenminste, altijd dat rare zuinig doen van Beer. Ik ben zijn vriend nota bene!’

‘Hij zou verdikke zijn vrienden gewoon aan laten modderen die Beer, schande.’

‘Je zal zien, die machine wil hij niet uitlenen. Nou, als het zo moet wil ik het niet eens!’

‘Stomme Beer.’

Intussen heeft hij het huis van mijnheer Beer bereikt en belt aan. Mijnheer Beer doet open.

‘Ha mijnheer Konijn, wat leuk je te zien.’

‘Weet je wat jij doet, Beer’ zegt Konijn, zijn kop verwrongen van boosheid, ‘ je steekt die grasmaaimachine maar in je ….’

 

who cares

 

IMG_1584
Lieve Allemaal,

Misschien had ik het donderdagavond aan moeten zien komen, opeens liep er een zwarte kat ín huis – geen idee waar vandaan. Toen ik vrijdag de opengebroken deur zag dacht ik alleen maar ‘oh, het is weer zover’. Niet verschrikkelijk boos of geschokt, gewoon, de zoveelste inbraak. In Afrika telde ik er negen. Een uurtje weggeweest en de laptop was weg. De rest hadden ze gelaten, dacht ik… Een inbraak is een degelijke reden voor een borrel en die heb ik genomen. Frans is gekomen voor morele steun, Ketut en Par waren. Een dubieus verhaal wel, de daders moeten geweten hebben dat ik even weg ging, dat ik een mooie leren tas had voor die laptop… en hoe ze de deur open hebben gekregen is ook een raadsel. Het lost het feit niet op maar dan is lang praten goed en dat hebben we gedaan. En toen naar bed. De eerste nacht viel wel mee (borrel?), de tweede nacht was Africa revisited. Niet de schoonheid waarvan ik dozen vol bewaar maar zweterige nacht-uren – de laatste maanden zijn er toch al niet vrij van – geïntensiveerd. Er is meer weg dan alleen een laptop…

Vandaag lekker schrijven op het terras, het is mooi weer hoewel erg warm, en ik heb uitzicht op mijn vijver die van de week – overnacht – opeens vol stond met waterhyacinten. Die zijn alweer weg, ze bleven maar een paar dagen, en nu staat er een heel stel lotusbloemen te bloeien. Toch een beetje de koningin onder de waterplanten. Statig en voornaam staan ze midden in het water mooi te wezen. Het is zo’n zondag van genieten. En sommige dingen liepen uitstekend deze week. Ik heb een graveur gevonden die, heel mooi, heel kleine lettertjes kan graveren (zandstralen) en nog zeer betaalbaar ook. Ik kon dus ook, niet grappig, een nieuwe laptop kopen. Veel op de motor rond geknord, op twee wielen door de bocht maar dat is bij een motor normaal, en geluk gehad met het verkeer. Ik kon genieten onderweg. De hulp is er niet en ook de bouw naast mij lag de meeste dagen stil want het was Galungan, een Balinees feest dat twee keer per jaar terugkomt en een aantal dagen duurt – talloze offers vol met fruit en bloemen en wat de goden niet namen (alles dus) mocht ik hebben. Volle koelkast. Ik doe, helemaal nieuw voor mij, fruitontbijt, fruitige lunch en fruitdesserts. Bestaat er vitaminevergiftiging? Vlak erna kwam Kuningan – gisteren en vandaag – alweer met veel offers. Voor elk huis staat een penjor, een hoge rijkversierde bamboetak, hetgeen op veel plekken is ontaard in een wedstrijd van ‘wie de mooiste heeft’. Prestige is de hoofdprijs, hele maandsalarissen gaan eraan op. De dictatuur van een religie denk ik, om mezelf al snel te corrigeren want geen god vraagt om (te) dure penjors. Ook niet om kruizen van goud en edelstenen of welke ‘statusverhogende’ onzin dan ook. Het verschil tussen de status van dure merkkleding willen of een mooiere, grotere penjor is natuurlijk wel dat je penjors aan godsdienst wijten kunt. Mmm, mooi pak voor naar de kerk, da’s toch eigenlijk ook… Het verschil tussen cultuur en religie; niet altijd makkelijk schijnt het. Hirsi Ali komt er in haar boek ‘mijn vrijheid’ niet uit en Wilders ging er vorige week plat mee op zijn gezicht in een interview met O’Keefe. Hij wist niets meer dan een telkens herhaald ‘I don’t care…’. Je zou hopen dat het zelfkennis was; I don’t care. In de peilingen, gekmakende onzin overigens, is zijn partij weer de grootste. Hello people, he doesn’t care. Of is dat een aanbeveling? Mensen gezocht die er wel om geven. De diepgang van solidariteit toont zich in krappe tijden, en dan valt het wat tegen. Ja minister, je kunt proberen eigenbelang als ontwikkelingshulp te verkopen. Het zal bij de ‘I don’t cares’ instemmend ontvangen worden. Zie je wel! Maar het zijn de kleren van de keizer. Gooi het hele systeem op de schop. Zet die, business class vliegende, four wheel drive rijdende, ontwikkelingsmetoten eruit. Ga met een kritische stofkam door elk programma en ga aan het werk met de ‘do cares’. Blijf verbonden. Yes, I do care! We zien het te weinig.

Ik zie een Amerikaanse uitzending van X-Factor, mensen met veel maar ook personen zonder enig talent komen aan bod. Ik ben overtuigd dat er een voorselectie is, als ze dat niet hadden werd die jury geconfronteerd met duizenden kandidaten. Ze kiezen dus spektakel voor het publiek. Een verwarde homo-jongen – verward omdat hij denkt een ster, een diva zelfs, te zijn terwijl hij er helemaal niets van bakt – komt op. Publiek joelt hem uit, de jury zeikt hem af. Dan maakt hij een fout; hij ettert terug. Al wegzakkend in het moeras van afschuw van publiek en jury, bekt hij de geshockeerde jury leden af tot hij haast door security moet worden verwijderd. De jury is witheet, dit hebben ze nog nooit meegemaakt. Beroemde sterren afgebekt door een… ja door een wat eigenlijk? Slachtoffer? De Romeinen (en zij niet alleen geloof ik) organiseerden spektakels waarbij mensen voor de leeuwen werden gegooid. Of nijlpaarden, of wilde olifanten.., het ging om genieten van gruwelijk leed en – lichtpuntje – er werden tegelijkertijd criminelen gestraft. Die moesten zich af laten slachten, de onwaarschijnlijke sensatie van een slachtoffer dat de leeuw aan stukken scheurde werd wel gewaardeerd maar het was natuurlijk niet de bedoeling dat zo’n gast de keizer of de senatoren voor rotte vis ging uitmaken. Die jongen van de X-Factor kan waarschijnlijk niet meer over straat, hij, maar hij niet alleen, maakte zich totaal belachelijk hoewel hij dat zelf niet scheen te beseffen. Niemand hield hem tegen, niemand beschermde hem tegen zichzelf. Ik denk eerder dat hij op zijn excentrisch gedrag is geselecteerd. Brood en spelen, who cares? Ach, het zijn zomaar wat gedachten omdat ik me zorg maak over een snel afnemende solidariteit. Zonder dat cement is een wereld, een kleine wereld waarin figuurlijke eilanden eenvoudig niet meer bestaan, gedoemd uiteen te vallen in elkaar vijandige partijen. Ik troost me met de gedachte dat deze blog gericht is aan mensen die er wel om geven, people who do care.

met een lieve groet

Frank

 

Stilte

IMG_0812Lieve Allemaal,

Het was stil in Bali. Geen geluid door mensen gemaakt was toegestaan, geen lamp mocht branden, niemand verliet het huis. Het vliegverkeer was voor die ene dag stilgelegd, schepen moesten maar wachten tot de volgende dag als ze een haven zochten. Het was Nyepi, Balinees nieuwjaar. De achterliggende gedachte is dat op deze wijze de slechte geesten het eiland voor verlaten zullen houden en hun heil elders zoeken. Dat het elk jaar weer gedaan wordt geeft te denken…

De avond vooraf was de avond van de ogoh-ogoh. Weken lang werkten grote groepen mensen aan het maken van groteske monsters in reuzenformaat, naar men zegt vaak een gecodeerde kritiek op toestanden. In de tijd van Soeharto werd stevig opgelet dat geen onwelgevallige beelden in de optocht kwamen, ik zag een duidelijk westerse ‘dame’ met een veel tekort rokje, ze zag er niet uit. De laatste dagen werden overal langs de weg kruinen van bomen weggekapt en dat bleek nodig. Toen alle monsters naar  buiten kwamen, konden ze er maar nauwelijks door en telefoon- en elektriciteitsdraden moesten met lange stokken nog hoger geduwd worden.  Hoever een dag van stilte zal werken.., blijkbaar komen er elk jaar wel weer nieuwe boevengeesten bij. Er liepen pecalang (een soort bewakers) rond om te controleren of iedereen zich wel aan de voorschriften hield en toen ik ’s morgens snel even visvoer in de vijver gooide zag ik ze kritisch kijken. De rest van de dag bleef ik maar in en achter het huis, alsjeblieft geen schuld dragen aan ellende in het komende jaar, geef die pecalang maar de schuld, die liepen buiten.IMG_0841

Stilte is geen heel courant item in Bali. Van vroeger herinner ik me sessies in de wartel, een soort van open hokje met telefoons, meestal aan de rand van een drukke weg. Ik ging erheen om een telefoongesprek te voeren – zinloze onderneming. Met alle lawaai verstond ik niets en de gebelde partij had me met wat inspanning toch wel kunnen horen, zo hard schreeuwde ik. En naast me stonden Balinezen in de hoorn te fluisteren, niet gestoord door verkeer, zelfs niet door mij. Blijkbaar is er een andere perceptie van geluid en zijn er mensen die zich, veel beter dan ik, kunnen afsluiten van wat er om zich heen gebeurt. Buiten de kikkers, krekels, vogels, tokehs en andere dieren met hun geluiden hoor ik hier meestal wel de geluiden van mensen en hun machines en dat stoort wel eens. Een definitie van een kater is dat je de poes van stampen beschuldigt, ik kom er soms – zonder drank – dichtbij om kikkers en eenden tot stilte te manen. Ik weet het; onzin en bovendien is er iets als stilte van binnen. Stilte om je heen of stilte in jezelf is niet hetzelfde hoewel herrie en drukte het tweede vinden soms moeilijk maken. Hier in Bali is iedereen, gelijk in Nederland, altijd druk. Hier zijn het ceremonies die zijn of komen en er wordt over het algemeen zeven dagen in de week gewerkt. Ja lief kabinet, dat soort economie hebben we hier al lang, alles gaat altijd maar door en het is de vraag of we dat moeten willen. Misschien is de sabbat niet voor niets uitgevonden, misschien heeft ‘een zevende dag’ als rustdag een zin. Niet letterlijk – alsjeblieft wel vrij zijn hoe we onze tijd indelen, iedereen kan zelf wel bepalen of en wanneer wat ‘zondagsrust’ gezocht moet worden – maar de maatschappij zo inrichten dat er ruimte is stilte te zoeken en te vinden, misschien wel tijdens een lekkere zwempartij op zondag, lijkt me een goed ding. Balinezen zijn in de eerste plaats deel van een groter geheel – de gemeenschap – en of ze op die manier wel aan stilte in zichzelf toekomen weet ik niet. Misschien stappen ze wel, op een andere manier, in dezelfde valkuil waar we in het westen zo vaak instappen. Niet de tijd hebben of nemen om te luisteren naar de stilte in jezelf is verlies en staat zelfontplooiing en helend vermogen in de weg. Welzijn is niet tastbaar en verkoopt slecht dus de focus ligt meestal elders. Het alom gehoorde verwijt van gebrek aan visie en toekomstperspectief in de politiek doet vermoeden dat er wensen en verlangens zijn waar nauwelijks aandacht aan wordt besteed, in de eerste plaats waarschijnlijk niet (genoeg) door onszelf.

Wat zal Argentinië trots zijn; in één jaar én een paus én een koningin. In die nieuwe koningin heb ik, met veel respect voor de manier waarop Beatrix haar taak vervulde, wel vertrouwen. De nieuwe paus kiest een naam die hoop geeft, de opgave die de zesenzeventig jarige daarmee over zich afroept is niet gering. In het vaticaan een paus voor de armen willen zijn en wars van macht, pracht en praal; ga er maar aan staan. Jezus sprak niet links of rechts maar over wat daar bovenuit stijgt. Het is wel duidelijk dat de (rechtse) wind van hebben, halen en verrijken die compassieloos door de wereld gaat er niet in past. Het recente fulmineren uit het vaticaan tegen links dat, op z’n minst in theorie, idealen nastreeft die wel aansluiten op de woorden van Jezus, laat zien dat er andere belangen spelen. De paus die als bisschop níet in een ‘bisschoppelijk paleis’ wilde wonen gaat het moeilijk krijgen om de naam Franciscus inhoud te geven. Ik wens hem sterkte. Het zou mooi zijn als het instituut dat claimt de opvolger van Petrus te huisvesten geen centrum van macht en kapitaal meer wil zijn maar een bron van liefde en warmte.

A. is een jonge man, hij komt oorspronkelijk uit een kleine desa in Java, in de buurt van Surabaya en woont en werkt al vijf jaar in Bali. Hij is meer dan vriendelijk, heeft stralende ogen en glimlacht graag en veel. Van wat er achter die glimlach woont krijg ik maar kleine stukjes te zien. Veel onzekerheid zie ik en ik begrijp het niet. 23, hij ziet er goed uit, heeft redelijk werk, een eigen plek om te wonen, niet dom en een leven voor zich. Het is wel aandoenlijk die onzekerheid maar voor hem moet het lastig zijn. Tijdens een gesprek stuur ik er voorzichtig heen. Eerst; nee, hij is helemaal niet onzeker, hij blaakt van zelfvertrouwen moet ik geloven. Ik dring niet aan maar blijkbaar is er toch een deurtje opgegaan want even later; ‘Nou ja, ik ben wel zeker van mezelf hoor maar weet u, ik ben zo lelijk en een pacar (verloofde) vind ik natuurlijk nooit.’ Verbijsterd kijk ik hem aan en vertel hem wat ik zie; een aantrekkelijke jongeman – ganteng (knap) – die me raakt met zijn open, eerlijke blik. Hij vertelt van zijn oren die moe zijn altijd te horen dat hij lelijk, want zwart is. In mijn hoofd kieren zijdeling wat deuren naar de verleden tijd maar deze jongen is niet zwart, misschien een fractie donkerder dan anderen, misschien een fractie mooier. Hij praat er lang over. Over zijn thuis waar ze hem al zwart noemden, over de tv waar alle sterren in dit land, het is waar, licht van huidskleur zijn, over Indonesiërs die nu eenmaal van een blanke huid houden en nog veel meer. Ik herhaal mijn punt keer op keer; ik zie een mooi mens. En ik zeg iets over innerlijk maar wil daar niet te ver op ingaan omdat hij dan zou kunnen denken dat het dus toch… Als ik op huis aanga loopt hij ook naar zijn motorfiets en vraagt het nog een keer. ‘Echt waar?’ Echt waar zeg ik en ik geef hem een zoen op zijn voorhoofd. Laat op de avond komt er een sms. Terima kasih bapak, terima kasih – dankuwel vader/mijnheer, dankuwel. Dengan senang hati Mas, dan selamat tidur – met een tevreden hart jongeman, en welterusten.

Intussen knor ik op mijn brommer over Bali en geniet veel. Voor hen die bezorgd zijn over die motor; het sleutelwoord is opa. Ik werk hard aan de reputatie van ‘die oude man die zo voorzichtig rijdt’ en dat gaat wel lukken.

Veel liefs Frank

Unbegreiflich

IMG_0806Lieve Allemaal,

Eindelijk weer een blog. Ach, niet dat het belangrijk is voor jullie, het is vooral voor mezelf dat ik schrijf. Maar ik was lang op reis en het is niet tot het delen gekomen waarvoor de blog is bedoeld.

In letterlijke zin nogal wat (temperatuur)schokken geïncasseerd – van Bali 30 graden naar min 10 NL, naar 32 Afrika en terug naar min 12 NL. Nu weer terug in 30 graden Bali. In figuurlijke zin bleef het warm; ik ontmoette velen die me lief zijn en een ‘lange pauze’ tussen de ontmoetingen maakt hoogstens de blijheid wat groter. De KLM wil hand- en ruimbagage beperken maar voor hoofd- en hartbagage zijn nog geen regels. Goed! Er gaat veel mee terug na zo’n reis.

Nederland, van grote afstand ziet het er niet zo gezellig meer uit en ook dichtbij is er veel dat verbazing of teleurstelling oproept. Maar de familie, de vrienden, de mensen – alles wat ik liefheb – zijn er en dan wordt het toch mooi. En Zuid-Afrika rolde zich weer uit als het prachtige land met prachtige mensen dat het eigenlijk is en alle triestheid die elke morgen via de Mail & Guardian* binnenkomt  schoof naar de achtergrond. Niet om vergeten te worden maar met al het mooie en goede dat er wel is moet er te werken zijn aan het hoognodig beter.

De ander werkelijk ontmoeten maakt alles anders, de selectieve focus die de media vaak hebben – logisch want het ligt in de aard van hun functie – plant zaken soms negatiever in gedachten dan gerechtvaardigd.  Situaties en vooral mensen zien hoe ze werkelijk zijn kan alleen met onze eigen zintuigen. Láten zien is in de regel voorbehouden aan grote schrijvers, filmers, fotografen en andere kunstenaars – nieuwsmedia blijven daar achter. Elke dag kijk ik door het kokertje dat internet heet maar het blijft veelal een uitsnede van wat niet goed gaat. Steeds meer wordt, ook waar het geen oorlog is, aan flarden geschoten en de weg lijkt alleen maar langer te worden. In bezuinigend Nederland hebben, nog steeds, de uitvreters nooit genoeg en zijn de klagers nooit klaar. ‘Denkend aan Holland zie ik klagende mensen grootgebekt door het laagland gaan.’ (Sorry mijnheer Marsman.)

De kranten.., op grijze dagen doe ik er goed aan ze niet te lezen want grijs wordt snel zwart. Of de meeste bonuswoede – overigens opvallend prominenter aanwezig dan boosheid over bijvoorbeeld het feit dat we nog steeds niet in staat zijn de gehele mensheid behoorlijk te voeden en van medische zorg te voorzien – ontstaat uit een gevoel van onrechtvaardigheid of het chagrijn van het zelf niet hebben is intussen wel een vraag. Minderen; het roept veel op. Voor sommigen lijkt het pas een optie als we niemand meer de schuld kunnen geven – voorlopig nog zondebokken genoeg – en als dat niet meer kan; met grote tegenzin en vooral: ‘zíj eerst’. Zij eerst. Ook zij die het het hardst nodig hebben in deze wereld. Ontwikkelingshulp is iets van de zestiger jaren lees ik en deskundigen die daar anders over denken zijn niet met hun tijd meegegaan. Niks het beter – goed – gaan doen maar handel is de nieuwe mantra. Met een aantal bedrijven in het kielzog naar Afrika. Zijn die daar om handelsbarrières te slechten of uit eigenbelang? Wat denkt u zelf minister? Niet dat dat handel en eigenbelang altijd slecht is hoewel nieuwe kolonisatie om de hoek ligt. Maar het is geen substituut voor hulp, hoogstens een lam excuus voor geld dat geschrapt is. Zeker, ook hulpontvangende landen zeggen vaak ‘trade no aid’.  Want bijvoorbeeld export van glasproducten uit Afrika was problematisch, mede of vooral door de hoge invoerrechten in de EG. Bedoelen we met handel het schrappen van die barrières?

Zulke, weinig positieve beelden vreten aan hoop voor de toekomst. In hun beperktheid helaas geen onjuiste beelden maar, wel beperkt, incompleet.

‘Alles van waarde is weerloos’**, te vaak zien we de waarheid van die woorden. Maar mevrouw Henriette zag het aankomen en schreef  ‘De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind’.***  Op reis, oude en nieuwe vrienden ontmoetend, volg ik een opfriscursus in hoop, geloof en liefde.

In LalaLili, een klein restaurant, is het niet druk. Een slonzige mijnheer zit te bieren – niet het eerste glas zo te zien – aan een andere tafel struint een heer met laptop eens lekker over een Indonesische dating site. Ik ben verziend zegt de dokter en inderdaad, ik kan mooi meekijken. Eten zowel als het drankje laten op zich wachten, drie gasten, drie dames in de bediening, maar het duurt. Een vrouw komt binnen met vier kinderen, ik schat zo tussen de 7 en 12. Ze horen bij de mijnheer van de laptop. Die heeft intussen wel snel overgeschakeld naar ernst; ‘Die Welt’, serieuze krant. Dat hij z’n laptop niet uit komt maakt niets, vrouw bestelt eten en drinken voor de hele club en duikt weg in een iPad. De kinderen, niets om handen, vervelen zich suf en weten niet te kiezen tussen wezenloos voor zich uitkijken en ruzie. Het wordt een beetje van allebei. Pa blijft bij z’n krant en Ma – ik kan verdikke niet ziet wat ze doet, ze zit aan de verkeerde kant van de tafel – bij d’r iPad. Af en toe komt een effectloze grauw naar de kinderen. Als de jongste zijn vuist op het hoofd van zijn zusje laat knallen wordt het huilen. Pa onderbreekt secondenlang zijn bezigheid en grijpt het jochie zo bij de arm dat die ook begint te janken. Moeders ‘jetzt aufhören’ komt uit een automaat, ik denk niet dat ze weet dat ze het zegt. Geen succesvolle maaltijd.  De kinderen zooien met het eten, Ma laat haar soep koud worden en bij Pa valt bami op zijn toetsenbord. ‘Scheisse!’ Bij de kinderen dondert een bord op de grond. Aufhören mompelt Ma. Als het nog verder uit de hand loopt, de kinderen zijn in oorlog nu, moeten ze wel. Ze spreken ze boos toe. ‘Zo wordt het geen fijne vakantie.’ ‘Unbegreiflich’ zeggen ze tegen elkaar. Unbegreiflich of onbegrepen.

De zachte krachten zullen winnen in ’t eind. Maar als ik nou eens, voor nu alvast eventjes, die laptop én die iPad van ze oppak en in de sawah mieter… Waar ik helpen kan; graag hoor.

Intussen – zie ook al die bagage die ik mee naar hier nam – geniet ik wel. Het huis is klaar en het is, dat gaat niet anders in Bali, ingewijd met een ceremonie. Vier ceremonies eigenlijk. Het was jammer dat het allemaal plaatsvond toen ik er nog niet was, ik had er graag iets van gezien, maar tenminste kon ik legaal wonen toen ik terugkwam. Nu ’s morgens koffie op het terras met uitzicht op de sawah. Beetje werken, beetje schrijven, ik kom de dag wel door. En sinds vandaag heb ik transport. Tot nu huurde ik af en toe een auto met chauffeur als ik ergens heen moest maar dat blijft onvrij en ook wel duur. Een auto zat er niet in en ik heb dus een motor (eigenlijk een dikke brommer) gekocht. Vanmiddag de eerste rondjes gedraaid maar niet voordat ook de motor een ceremonie aan de banden kreeg natuurlijk. Dit is Bali en de goden worden niet vergeten.

Lieve groet

Frank

 

* Zuid-Afrikaanse krant

** Lucebert (1924 – 1994)

*** Henriette Roland Holst  (1869 – 1952)

LIcht

Afrikanen proberen een weg te vinden naar Europa

Lieve Allemaal,

Zoelwarme nachten, duizenden kikkers kwaken luid en tevreden, een paar eenden in de sawah hiernaast maken ruzie. Mooi plan van de kerkvaders om de geboorte van Jezus rond het winters zonnewende feest te situeren maar hier gaan we naar de langste dag al is het verschil met de kortste dag niet al te groot. Hier geen donkere dagen voor kerstmis.

Kerstdiners – middelmatige maaltijden tegen vijf keer de normale prijs of nog meer – hoedjes en toeters inbegrepen, dat wel. Jengelende muziek-kerstbomen met alarmerende knipperlichten in de mall, een paar verstofte, plastic sterren in de locale supermarkt. Buiten de kalender en het gebazel van commercie die, zoals meestal, zin wenst te verwarren met de onzin van nog meer consumptie, is er in Bali niets dat kerst aankondigt. Ook de toeristendrukte rond de kerst brengt de kerstsfeer niet mee. (Meer) eten, (meer) drinken, shop till you drop en strand. Dat van dat strand neem ik maar aan want zo af en toe zie ik hier, 40 kilometer van dat strand weg, een halfnaakte toerist in het dorp of in de winkel.

De Balinezen kijken er niet meer van op, niemand ziet wat ze denken. En van kerst hebben ze nauwelijks weet. Het is hier een hindoe gemeenschap in het grootste moslimland ter wereld. Verlangen naar licht en vrede leeft overal, ook hier prachtige feesten met een mooie, diepe betekenis, maar kerst blijft voor de meeste Indonesiërs alleen een ‘tanggal merah’, een rode datum op de kalender. Dan zijn de kantoren gesloten.

Voor mij is het anders. Kerst, alleen het woord al, trekt kasten en laden vol dierbare herinneringen open. Van oudsher een tijd voor bezinning en stilstaan bij de geboorte van licht. Hier, ondanks het ontbreken van die speciale sfeer voor kerst die ik, althans in mijn omgeving in Nederland, altijd ervaren heb, gaat dat gevoel niet weg al zijn de franjes eraf. Geen boom, geen kerstdiner en ook de kerstman zal wel verstek laten gaan maar iets blijft; licht en vrede vieren – inspiratie om licht te verspreiden. Tegen het tij in vaak – ik lees ook kranten. De NRA (national rifle association) maakt dat ik haast klant wil worden van diezelfde club gevaarlijke idioten. Een kerkleider probeert verlopen inzichten aan zijn achterban op te dringen en ziet een gevaar voor de wereldvrede als mensen die van elkaar houden toevallig geen man en vrouw zijn. Over de giftige wetsvoorstellen in Oeganda en de, letterlijk, levensgevaarlijke situatie voor homo’s daar, blijft hij muisstil. Over soortgelijke toestanden in andere landen overigens ook. En veel meer, groter leed waaraan ik ook niets kan doen.

Waar is het licht? In Jezus geloven is, ook in mijn opinie, niet relevant in die context. Het gaat om het geloof van Jezus. Pas in dat laatste ligt ook de verbinding met elke overtuiging van goede wil. Pas daarin ligt de inspiratie te beginnen waar ik wel iets kan doen.

Kerst, feest van geboorte, feest van licht. Dat Kerst, opnieuw, een vieren mag zijn van een licht dat vanuit onszelf naar anderen kan schijnen. Dat we in het nieuw jaar de moed en de kracht vinden om een verschil te maken, waar we kunnen, waar dat nodig is. Dat we, ongeacht onze overtuigingen, licht kunnen brengen in duisternis.

Ik wens jullie allen een mooi Kerstfeest en een gelukkig Nieuw Jaar toe.

Veel liefs,

Frank

Grappig idee: als hij hier geboren was, waren de wijzen uit het westen gekomen.

Reflectie

Herly Setiawan, 2012. ‘Mengacalah’ – Zelfreflectie

Lieve Allemaal,

Ik ben weer een weekje in Yogya en Doni is ook hier, hij heeft zijn winkeltje in Lampung onder de hoede van een vriend gelaten. Het zijn mooie dagen, elke dag zon. Veel zwemmen in een gigantisch zwembad dat bij het hotel hoort, meubels inspecteren en tegenvallers incasseren, net hard genoeg knorren om duidelijk te maken dat het ernst is maar niet zo hard dat de verhoudingen eronder lijden. Misschien dat ik dat evenwichtskunstje nog wel eens leer.

Gewoon simpeltjes gelukkig zijn en natuurlijk, er is altijd wel iets, onder elke zon zijn schaduwen; meestal bagatelletjes, soms ingrijpend. Rahmat, de becak-driver van wie ik eerder vertelde, stuurde al een week of wat sms’jes wanneer ik nu naar Yogya zou komen. Nu ik er ben wordt duidelijk waarom; zijn vader is overleden en hij wil praten. We hebben een lang gesprek over leven en eindigheid, over God die hij Allah noemt, over waar zijn vader nu is… We begrijpen het meeste niet maar zijn het over één ding wel eens – hij is in Rahmats hart. Op zijn minst. Dat is blijvend en voldoende vinden we. Voor Rahmat weer op zoek gaan naar klanten drinken we er met zijn drieën een koffie op, want een goed glas, dat doen we hier niet.

In een restaurant zit een Nederlands echtpaar niet blij te zijn. Alweer een zonnige dag in Yogyakarta maar, inderdaad, haar hoofdgerecht komt al terwijl dat van hem nog niet klaar is. De ober mag er dan nog zo vriendelijk bij lachen en sorry zeggen; het rampgehalte van deze gebeurtenis is nauwelijks te beschrijven. Hun dag, of erger nog misschien, is aan gort. De verdere tijd wordt gevuld met tegenzinnig eten – te pittig Indonesisch, waarom doen ze dat? –  en gemopper over de belabberde service en het totale onbegrip over westerse normen. ‘We zijn toch gasten hier?’ Dankjewel verworden tot grommige keelgeluiden, vakantie gesmoord in ontevredenheid. Gasten, pfff.

Eerder schreef ik over Muji, de ingenieur; hij heeft zijn plannen zo aangepast dat hij, in de tijd dat ik in Yogya ben, een paar dagen thuis is in Kebumen, zo’n zestig kilometer van Yogya weg. ’s Morgens om zes al komt zijn sms; hij is onderweg naar Yogya om me op te halen. Ik heb een auto gehuurd om tien, Muji is precies op tijd. Twee uur rijden naar het familiehuis, Muji zit stilletjes een beetje te glimmen. Als we bij het huis aankomen staat de hele familie klaar in vol ornaat, de kleine meisjes – één en vier jaar oud – met jilbab. Gelukkig mag die later gewoon af. Het worden dan weer gewone, ondeugende kleine meisjes en dat is wel zo leuk. Er is koffie met snacks, er is een uitgebreide maaltijd en Muji rent zich een slag in de rondte en blijft aanslepen. Volgegeten komen er nog een acht soorten fruit op tafel. Eten Mister, eten! Het duurt lang voor ik tot een echt gesprek met hem kan komen, als het komt stemt het eigenlijk niet blij. Zijn werk in Bandung, een 500 kilometer verderop, is bij een drukker alwaar hij lay-outs moet maken. Zeven dagen per week, van ’s morgens 8 tot ’s avonds 9 met één uur pauze totaal, voor een salaris van 900.000 rupiah (€ 72,–) per maand. Als hij ziek is of vrij neemt; dipotong (gekort). Nee, ook in Indonesië is € 72,– per maand verre van voldoende. En Muji gaat trouwen. Hij zoekt een andere baan maar dat is niet makkelijk.

‘En waarom moest je nu naar Kebumen, dat gesprek met je schoonouders is toch later?’ vraag ik. Verbaasd kijkt hij me aan. ‘Om Mister te zien natuurlijk, dat was al vijf jaar geleden. Non verbaal komt ‘stomme vraag’. Om het te zeggen is hij veel te aardig en beleefd. Een half maandsalaris voor een ontmoeting, wat dan overblijft is de helft van een pestbeetje. ‘Mooi dat ik nu ingenieur ben’, zeg Muji. ‘Anders krijg je maar 600.000.’ Hij glimlacht erbij. Na een paar uur gaan we weer en Muji bedankt uitgebreid voor ‘alles’. Ik, de echte ontvanger, schaam me wat.

Met Herly Setiawan gaat het goed. Vijf jaar geleden maakte hij een portret van Emmanuel waar ik nog steeds blij mee ben. Toen een zeer getalenteerde jongeling op de academie in Yogyakarta. Nu een getrouwd man met dochter, cum laude afgestudeerd met vier eervolle vermeldingen, een imposant oeuvre aan werk en een levensfilosofie die je spontaan doet geloven in toekomst. Schilderijen met Javaans georiënteerde beeldentaal – vaak over de strijd tussen goed en kwaad – intuïtief toegankelijk. Prachtig werk; als je meer wilt zien; ga even naar mijn facebook pagina. www.facebook.com/pages/Frank-van-den-Ham/161491607283139 .

We hebben er een lange avond voor genomen. Kijken naar zijn werken en lekker bomen over wat mooi en wat nog mooier was, Herly vaak met emotie toelichtend. ‘Eigenlijk’, zegt Doni, ‘focust elk schilderij je gewoon op leven.’ En zo zie ik het ook. Het is het waard om daar samen lang over te bomen.

Terug in Bali lijkt de regentijd definitief begonnen. Buien zo hard dat je denkt dat het nooit meer goed komt, Balinese variant op de donkere dagen voor kerst. Een uur of zo later zijn de overal aanwezige stroompjes boordenvol en schijnt de zon. Licht komt altijd weer.

Veel liefs

Frank

Drie

Wat geweldig dat we politici hebben die de echte wereldproblemen feilloos onderkennen en benoemen. Halalwoningen.

Lieve Allemaal,

Zomaar wat babbelen, niks nieuws, ik schrijf de dingen soms een beetje van me af. Het wonen in Bali krijgt langzaam contouren en dat geldt niet alleen voor het huis dat nu echt hard onderweg is. Afrika wordt, voor het eerst in meer dan tien jaar, óók een plek die ver weg is. Houden van, zorg over, betrokkenheid; dat gaat (gelukkig) niet weg. De wetenschap van grote rijkdom dat ik het allemaal mocht zien, soms begeleid door een gevoel, even onzinnig als pregnant, van ‘in de steek gelaten hebben’ en onmacht om van ver iets te kunnen doen, blijft. Echt houden van wordt door afstand niet minder. Maar de positionering van belevenissen wordt anders, de tijden daar lijken pas nu echt verleden tijd te worden. En wat tijdens enthousiast, of met de moed van wanhoop, doorstappen ‘even’ opzij is gelegd, blijkt er nog steeds te liggen en vraagt nu om een definitieve plek. Nachtelijk reizen naar toen; zweterige, ongemakkelijke ondernemingen.

Bouwen aan een huis in Bali. Het gaat wel goed al is er af en toe geen materiaal om verder te gaan en moeten zaken soms overnieuw. Gewoon doorgaan en het komt wel in orde. Het fysieke huis zou half december klaar moeten zijn; schuilen onder eigen dak. Voor de meeste van ons – lezers van deze brief – een normale zaak, voor velen van ons – mensen – een verre droom.  Intussen ben ik er wel druk mee; kneuterig geteutel over de nieuwe wastafel, gemekker over een plank die teveel kiert en eindeloos zoeken naar de juiste tegels voor de vloer. Op momenten lijkt het allemaal vreselijk belangrijk maar als ik even nadenk zie ik de microdimensies er wel weer van. Het hoort erbij maar leven is iets anders.

‘Some people care too much, I think it’s called love’. Die zin uit Winnie the Pooh, aangehaald in een brief van een vriend, wil niet weg uit mijn kop. Grappige ironie waar nog wel een laagje of wat onder zit. Er is veel om om te geven. In Congo lopen ze, alweer of nog steeds. Tienduizenden mensen op de vlucht voor geweld dat zich onmogelijk laat beschrijven, kinderen die niet opkijken van rottende lijken langs de weg, criminelen die zich soldaat noemen, alles om bodemschatten waar ook wij niet zonder kunnen. Decennia van steeds verder afglijden, o.a. beschreven in ‘Congo, een geschiedenis’ van David van Reybrouck*.

En dat is maar één plek. Het lezen van de kranten, ‘s morgens op het net, wil ik soms maar laten, daarin af en toe gesteund door Telkomsel, de telefoonmaatschappij, die dan dagenlang geen internetverbinding geeft. Als de krant binnenkomt; pagina’s vol geneuzel – waar die politici al niet tijd voor hebben – en direct zicht op de drama’s van de wereld, meestal alleen als die drama’s nog ‘vers’ zijn. Ook sport en show natuurlijk maar ik sla bedrijfsnieuws over. Uw krant mijnheer, goedemorgen! Al snel lees ik alleen maar ‘hopeloos’. ‘Der Hoffnung stirbt zuletzt’ zegt een Duitser en impliceert dat als er geen hoop meer is… Niets meer dus. Niet heengaan.

‘Some people care too much, I think it’s called love’. Teveel kán het niet zijn. Werken op je eigen vierkánte meter placht een vriend te zeggen, de klemtoon had hij verkeerd maar het is wel waar, blijven geloven. Het plan om de wereld te veranderen – mijn generatie had dat zo bedacht – is niet bijgesteld, de methode wel.

“Je kreeg met 10-1 op je smoel. De kleine keeper in zijn doel, hij weende zeer.”** Vandaag liep het toch even anders. Zeker, ze kregen op hun smoel. Met meer dan 10 en minder dan 1 ook. De juni-junioren speelden op het grote veld in Ubud. Ze waren verbannen naar de zijkant van het terrein want de groten speelden in het midden waar het wel droog was. Hun stukje was een zompig, ondergelopen stukje met het gras nog nauwelijks zichtbaar. De kleine keeper trok zijn echte keeperhandschoenen aan; laat maar komen! En ze kwamen. Nee, hij heeft geen bal buiten gehouden, misschien ook wel omdat het vaak leuker bleek wat in de plassen te stampen en zo aanstormende opponenten onder te spatten. Voor de wedstrijd voorbij was, was iedereen een modderbaal. Blije modderbalen, dat wel. En toen een poging de doelen te verzetten mislukte omdat de groten het niet wilden en de metalen buisgevallen sowieso uit elkaar vielen, verlieten ze juichend het veld.

Op weg naar de supermarkt kom ik een vader tegen met zijn dochtertje, een jaar of anderhalf, op de arm. Ze zwaait en lacht die lach waarvan kleine kinderen het geheim kennen. Hoe ze heet vraag ik. ‘Wayan’ antwoordt de vader. Nu heet een kwart van alle Balinezen Wayan, elk eerste kind krijgt die naam, én nummer vijf én negen en in die gevallen dat het zover komt ook nummer dertien, dus de tekst ‘mooie naam’ heb ik even niet gereed. In plaats daarvan merk ik op dat ze zo’n mooie lach heeft. ‘Ze lacht altijd, ze is altijd blij’ zegt de vader en zijn gezicht lijkt opeens wel erg op dat van de kleine. Alleen die prachtige rij witte tanden, heeft zij nog niet. Hoezo, geen hoop?

Lieve groet

Frank

* “Congo, een Geschiedenis.” David van Reybrouck, uitgeverij de Bezige Bij.

** “De oude school”, Don Quishocking