Nooduitgang

IMG_0991

Lieve Allemaal,

In het steegje naar mijn huis liggen op de grond hier en daar muntjes van 100 en 200 rupiah, dat is 0,7 en 1,4 cent. Elke dag als ik er doorloop heb ik plezier om de mensen die bukken om ze op te rapen, dat gaat namelijk niet. Ik neem aan kinderen hebben ze aan de straat vastgeplakt. Hoe ik weet dat ze vastzitten is een lastige vraag, en wie er stond te lachen toen ik bukte om dit fortuin van de straat te rapen wil ik ook niet weten.

Schaamte? Een school in Bali instrueert haar leerlingen in ieder geval dusdanig. Ontwikkel een cultuur van schaamte staat te lezen in ‘voorschriften’ van de school. Vooral regel vier springt er uit. ‘Schaam je als je een fout maakt!’ Schaam je, schaam je, schaam je – zeven regels lang. Een geweldig plan om kinderen te laten opgroeien tot vrijmoedige mensen die het leven aandurven. Not. Maar het verklaart wel veel, bijvoorbeeld waarom Frans als hij Engelse les geeft telkens weer kinderen treft die geen vraag durven te beantwoorden. Ik zou ook wel oppassen… Toen ik bij een bedrijf vergeten was iets duidelijk aan te geven merkte ik op dat het wel stom was. ‘Wie is stom?’ ‘Nou ik dus, stom om dat te vergeten.’ De juffrouw keek verbijsterd.

Fouten niet toegeven, het is ook ons niet totaal onbekend. De keren dat mensen, vooral uit een bepaalde beroepsgroep, me duidelijk probeerden te maken dat krom eigenlijk recht was, zwart eigenlijk, als je goed keek, zeer wit, zijn legio. (Stel, je hebt geen visie maar je begrijpt ook wel dat dat niet best is. Een beetje morrelen aan wat visie eigenlijk is en ziedaar, het is ongewenst geworden. Bouw op mij, ik heb geen visie.) Toch is de algemeenheid waarmee fouten maken hier als gezichtsverlies – nog zo iets verschrikkelijks – wordt beschouwd zorgwekkend. Ook hier is ‘It’s the heart afraid of breaking that never learns to dance’ wel een beetje van toepassing. Bang het fout te doen en dan maar niets doen, paradijsvogels die niet leren vliegen. Gelukkig maak ik, zelf weliswaar geen paradijsvogel, ruim voldoende fouten, en meestal schaamteloos, om een andere manier te laten zien.

Voor de markt in Sukawati staat op het kruispunt een grote brandweerauto en er is veel politie op de been. Het verkeer wordt stilgelegd, er staat iets te gebeuren. Het is musim ngaben, het crematie seizoen. Dat kan omdat crematies hier lang niet altijd vlak na het overlijden plaatsvinden, soms pas jaren later. Er moet eerst gespaard worden want het zijn dure grappen. Nou ja, grappen… Het blijkt een groepscrematie. Voorafgegaan door ettelijke trommelaars komen uit een zijstraat vijf reusachtige, kunstig gemaakte stieren. Ze zijn op een bamboe rek vastgezet en worden elk gedragen door tientallen lachende en joelende mannen. In de stier bevindt zich het lichaam van de overledene, op de stier heeft een bloedverwant, meestal een zoon, plaatsgenomen. Als ze op het kruispunt aankomen blijkt het trommelen nog vele malen luider te kunnen en tientallen kinderen die bovenop de brandweerauto staan schreeuwen de longen uit hun ranke lijf.  Ook de dragers laten zich niet onbetuigd. IMG_0998

Wild bewegend worden de stieren telkens tegen de klok in gedraaid en de plateaus zo gekanteld dat de stier naar de aarde kijkt. Het tegen de klok in draaien is om de dode duidelijk te maken dat hij of zij terug moet naar de aarde, terug naar de oorsprong. Volgens Ketut gebeurt het ook wel dat de bevolking de dode niet mocht en dat zo wild wordt geschud en gedraaid dat de hele boel kapot gaat. Zover kwam het in Sukawati, gelukkig, niet. Misschien ook wel met dank aan de brandweer die water over het hele gebeuren bleef spuiten om de boel koel te houden. Na een minuut of twintig zetten de trommelaars een iets lager tempo in en stuk voor stuk verdwenen de stieren met de menigte weer in de zijstraat. Hoe de doden er intussen bijlagen zal niemand ooit weten, de stoet ging op weg naar de locatie waar de verbranding plaats zou vinden. Het was een fascinerend gebeuren dat me flink heeft geschokt. Voor de hand liggende vergelijkingen hielden me lang wakker en pas heel laat dacht ik aan een van mijn vaders grapjes. ‘Doe voor mij geen moeite met een dure uitvaart, de begraafplaats is vlakbij, ik loop dat laatste stukje wel. Tja, dat zou ik ook prefereren, als het zo moet loop ik wel.

Om de economische crisis een beetje het hoofd te bieden werkt R., een Amerikaan, tijdelijk op een bouwplaats in Sumba. Een nogal afgelegen eiland, aanmerkelijk minder geavanceerd dan bijvoorbeeld Bali, het gaat er vaak ruw aan toe. Ooit zag ik de pasola daar, een massaal schijngevecht van honderden ruiters op kleine paardjes. Na een korte tijd moest de politie ingrijpen want de schijn was er af, het werd gevaarlijk. Nu hoor ik dat in het dorp vlakbij de bouwplaats van R. vorige maand 27 mensen zijn omgekomen bij gevechten tussen lokale groepen. Het is me onduidelijk wat voor een bedrijfsleiding een man als opzichter aanstelt die geen Indonesisch spreekt – R. spreekt alleen Engels – maar het lijkt me geen goed plan. Ik hoor van volop ruzie met werkers, ik neem zo maar aan voor een goed deel veroorzaakt door onbegrip, en ’s avonds loopt R. een paar kilometer alleen naar zijn tijdelijke behuizing. Sumba is een prachtig eiland met lieve mensen. Vakantie wil ik er wél houden.

Of een huwelijksreis, ik heb heus wel mogelijkheden. Toen ik van de week bij een firma waar ik wel vaker kom mijn koffie kreeg bleef de dame die de koffie bracht een beetje plakken. Waar ik woon wist ze zo ongeveer al, hoe ik heet en dat ik een mooie motor heb, Nederlander ben, Indonesisch spreek… Eigenlijk kent ze me dus door en door. Vandaar waarschijnlijk haar toch wat verrassende aanbod; we konden wel gaan trouwen. Mijn terughoudende reactie weet ze aan een gebrek aan inzicht in de voordelen maar ze was graag bereid die even toe te lichten. 24/7 hulp in de huishouding, ze kan koken dus ook dat is geregeld, ze bezit zelf een motorfiets en ze heeft twee kinderen, implicerend dat die susah in ieder geval al achter de rug is. Hoewel mijn argument ‘ik ben te oud’ gelijk van tafel ging heb ik de boot toch af kunnen houden. Er zaten wat tranen in de glimlach die ik droeg op weg naar huis, als leven zwaar is zoekt een mens naar een nooduitgang. In een overkill aan ceremonies voor onbegrepen goden of een huwelijk met een buitenlander die wel rijk moet zijn, wie zoekt niet zo af en toe een weg waar die niet kan zijn.

Lieve groet

Frank