„Traditie wordt onze zekerheid, en een geest die zeker is verkeert in verval.” Krishnamurti.
Lieve Allemaal,
De grote ceremonie, in de tempel beneden aan de weg, is nog steeds niet voorbij. Het hoogtepunt was woensdag vertelde iedereen en ik dacht dat het dan afgelopen was; niet zo. Van over het hele eiland komen nog dagelijks groepen toegestroomd. Het verkeer is volledig ontregeld, deels door de drukte maar vooral omdat agenten besloten hebben het verkeer te gaan regelen. Intussen blijven de mensen komen en ze worden er wel blij van. “Je bent weer schoon” zegt Ibu Putu met een gelukkig gezicht, en hoewel ik van het hindoeïsme weinig of niets begrijp, kan ik dat wel navoelen. Zelfs na een vier en een half uur lange (!) kerkdienst in het Zulu – buiten het ‘Welcome mister Frank from Holland’ nauwelijks een woord van begrepen – beving me hetzelfde gevoel. De meeste van ons kennen wel de opluchting van een nieuw begin, van perspectief. De biecht, ik heb er geen ervaring mee, is waarschijnlijk iets soortgelijks en, zolang het geen routineus gebeuren wordt, een fraaie instelling. De dwang en de waanzinhoge kosten hier in Bali zijn verfoeilijk maar er ligt in dat “je weer schoon weten” wel een grote waarde. Intussen kan het natuurlijk zomaar dat je, ik zag het gisteren gebeuren, schoon en wel van de tempel wegrijdt, tegen een ander opknalt en in een ruzie terecht komt. En dan gaat die agent jou ook nog de schuld geven! Dag nieuw begin, de hele rit voor nop, voor nada. Morgen maar weer eens naar de tempel.
Wel eens toegezwaaid door zo’n duizend onbekenden? Dacht ik al, ik dus wel. Donderdagavond zat ik in een restaurantje verderop en daar kwamen weer twaalf afgeladen trucks, tachtig of negentig man/vrouw per laadbak, voorbij onderweg naar de tempel, alleen hun koppies met een witte udeng (zeg maar hoofdband) zichtbaar boven de schotten. Hoe het kwam weet ik niet maar iemand op de eerste truck zwaaide en ik zwaaide terug. Toen zwaaide de hele truck en vervolgens deden de volgende elf trucks hetzelfde. Nou ja, de mensen op die trucks dus. Hallo BNer, eat that, duizend man!
Nieuw begin; soms, misschien wel vaak, betekent het breken met wat eerder was. De haast megalomane onzin van ‘Non, je ne regrette rien’ even opzij, even overnieuw en beter, terug naar de basis en voor mij toch ook vaak: ‘Ne me quitte pas’.
Panta Rhei – alles stroomt – en de toekomst komt van achteren, zeggen de Grieken. De toekomst, verrassend als ze ons bereikt en eisend dat we oplettend zijn als we kansen en mogelijkheden bij de kuif willen vatten. Immers, met de stroom mee, voor ons uit, verdwijnen zaken uit ons gezichtsveld en worden verleden. Wie zich, de neiging is mij niet vreemd, vastklampt aan (bijvoorbeeld) het wrakhout van een levensramp, vlucht voor de toekomst uit. (Lees veel meer en vooral ook beter in Kairos, een boek van Joke Hermsen*.)
Na acht of negen maanden “Sendepause” stuurt T. een email én een sms: hij heeft spijt hoe het gegaan is. ‘Hoe het gedaan is zal je bedoelen’, is het eerste wat ik denk. Niet voor lang; is proberen nog een optie, ook als het gewoon niet blijkt te gaan? Weinig heb ik losgelaten. Alles: de bergen van kapot, gebroken, au en zeer én de goede ervaringen zijn nog lang de horizon niet voorbij. Zijn “you’re useless” is nog steeds een dikke splinter en het schrijnt.
En toch, nieuw begin? Ik wijt het vaak aan mijn opvoeding maar het is waarschijnlijker dat het een kronkel is in mij; geen ander los willen laten en weer heel maken wat stuk is. ‘Ne me quitte pas.’ (Is het daarom dat glas versmelten me zo goed past? ) ‘Al honderd maal gelijmd maar telkens brak ie’ van Toon Hermans klinkt in mijn achterhoofd en Chris DeBurgh zingt er dwars doorheen, wel in een andere context, “The classical dilemma between the head and the heart’. Het laatste restje van studio Emmanuel en van wat ooit begon als een hoopvol project. Ik ben niet goed in het evenwicht tussen hoofd en hart, ik stuntel. Het beeld van een voorbije tijd die wel naar de vergetelheid van de horizon moet stromen om morgen een kans te geven helpt. Met pijn besluit ik de toekomst te laten komen en de stroom die leven is de ruimte te geven.
Aan de letter van de kerkleer gaat niets veranderen. Gescheiden en hertrouwde katholieken blijven in de ogen van de kerk onvolwaardige gelovigen. Maar: de kerk gaat hen wel anders bejegenen. Las ik verkeerd of stond er “Ik vind u onvolwaardig maar ik doe vanaf nu mijn best het niet te laten merken”?
Latere berichten waren een stuk positiever; er komt ruimte, ook voor homo’s. Aandacht en respect voor ieder mens en zijn of haar kwaliteiten. Dat werd deels weer teniet gedaan door mijnheer Bodar, niet mijn favoriete katholiek geef ik toe, die terloops ook nog even sprak over de spanning tussen de leer en de praktijk, tussen scherpslijpers en lankmoedigen. Zijn zorg dat de lankmoedigen de overhand zouden krijgen deel ik niet. Laat ze maar komen, ook in een kerk komt een nieuw begin niet van de letter.
Ook nieuw; een serie objecten gebaseerd op gedichten. Bij het eerste object hoort een tekst van mezelf.
Flarden van zinnen die, kundig verborgen, een leven bevatten.
Onthouden en verloren; soms, ontstoft van teveel denken, een half gedicht.
Overvolle kast, de deur klemt in alledaagsheid,
‘t al is voorradig, onvindbaar voor wie zoekt.
Vanmorgen mijmerde de geur van ontbijt zacht een strofe,
de kettingzaag bij de buren maakte fornuishoutjes.
Handgeschreven troost tussen papiergeld werd boodschappenlijst;
niets voor die jongen achter de vleeswaren.
Blijf bij me, vraag ik.
Veel liefs, Frank
* Kairos. Een nieuwe bevlogenheid. Door Joke J. Hermsen. Arbeiderspers ISBN 9789029587907/NUR323