Lieve Allemaal
Eergisteren was het Kalungan, de voorouders die vorige week met Galungan op bezoek gekomen zijn gingen weer terug naar hun gebruikelijke verblijfplaats. Ook voor mijn huis had ik, zoals het hoort, een mooie penjor laten plaatsen maar wat weten Nederlandse voorouders van Balinese gebruiken? Ze zijn niet explicieter langsgekomen dan anders. Was ook niet echt nodig, ze zijn er altijd wel in meer of mindere mate. Het idee om verbondenheid te vieren met hen op wiens schouders we staan is niet zo slecht, of een Balinees dat er ook in beleeft weet ik niet. Het lijkt eerder een vasthouden aan regels en voorschriften; meedoen en als het even kan je toch onderscheiden met, dat is het meest voor de hand liggend bij Galungan en Kuningan, een nog grotere en duurdere penjor. P vertelt dat Galungan en alles eromheen hem minstens 2,5 miljoen kost (een kwart jaarsalaris voor de twee keer Galungan per jaar), de grootste penjor in het dorp kostte 5 miljoen en dan komen er nog talloze offers bij en heel veel er omheen.
De oude cultuur, steeds sterker vergroot en opgeblazen, in concurrentie met de o zo aantrekkelijke consumptiemaatschappij die het westen aanbiedt. Vandaag ging de school hierachter weer open en natuurlijk moest er gebeden worden. Mét een megafoon, niet omdat de goden doof zijn lijkt me maar het letterlijk overschreeuwen van dat wat ook hier aanstormt. Traditie of de lege maar evenzogoed aantrekkelijke opties van het consumentisme. Kiezen is moeilijk, pogingen om beide heren te dienen monden nogal eens uit in onstopbare gaten in een toch al wankele gezinsbegroting. Een wedloop waarbij ik zou hopen dat het een derde weg oplevert maar ik vrees – over voorouders: had ik het optimisme van mijn moeder maar – dat de consumptie gaat winnen.
Een reis naar Java ging (alweer) niet zonder hindernissen. Bij het vertrek had ik me verslapen, de chauffeur belde me wakker. ‘Oh jee, we moeten rennen’, riep ik paniekerig en hing op. Douchen, tandenpoetsen en pipi doen ineen combineren, daarna aankleden en koffer(tje) pakken. Alles in 8 minuten. Onderhand nog een keer de telefoon beantwoorden; de chauffeur wil weten waarheen hij dan moet rennen. In noodvaart naar het vliegveld waar we uiteindelijk toch nog veel te vroeg aankomen. Koffie.
De terugweg ging wat gecompliceerder. Al in de lucht en halverwege kwam het bericht dat de berg Raung aan het uitbarsten was, het vliegveld in Bali gesloten, en dat we gingen landen in Surabaya. Dat is halverwege en, voor de ouderen onder u, vergeet die zee en die hemel zo blauw. Een volle dag gedoe op het vliegveld; het viel allemaal samen met Ramadan dus was heel Java onderweg. Customer service stuurt je, nadat je uren in de rij hebt gestaan, door naar de helpdesk. De helpdesk verwijst vriendelijk maar vermoeid naar customer service. Niet ontploffen, rotzooi helpt niet. Het waren kleine ongemakken vergeleken bij de vele honderden toeristen die op Bali gestrand waren; die waren hele dagen op het vliegveld zonder een idee wanneer ze naar huis konden en stonden in rijen tot buiten het gebouw. Tel uw zegeningen.
De tweede dag Surabaya hebben we in Tunjungan Plaza doorgebracht, een enorm winkelcentrum midden in de stad waar zo ongeveer alles te koop is. Ook daar viel me weer op hoe groot het contrast is tussen het aangebodene en dat wat de doorsnee bezoeker zich kan permitteren. Het bracht mijn gedachten op een recent artikel in de Washington Post over het grootste “exportproduct” van Gambia: vluchtelingen.
Mijnheer Zijlstra heeft het liever over migranten of asielzoekers. Best een manier om de vaak uiterst wanhopige situatie wat te verdoezelen maar het gaat dus over vluchtelingen. Mensen die door oorlogsgeweld of politieke vervolging niet in eigen land kunnen blijven en mensen die geen perspectief vinden in hun eigen land. Dat laatste onvergelijkbaar, vele malen minder schrijnend en … evenzogoed onhoudbaar. Nederlanders vertrokken in de vijftiger en zestiger jaren om minder naar Australië, Canada, Zuid-Afrika en Nieuw Zeeland.
Opvang in de regio roept diezelfde mijnheer maar wat is opvang? Een bed in een hut met twintig anderen, een gezamenlijk toiletblok in een uitzichtloos bestaan? Misschien staat in een van de gemeenschappelijke ruimtes nog wel een tv die ze onze rijkdom nog eens in kan wrijven. De wereld telt 66 miljoen (Zesenzestig Miljoen) vluchtelingen en wat dacht je wat mijnheer Zijlstra, 95% daarvan wordt opgevangen in de regio. Maar intussen krijgt de VN het geld om alleen al Syriërs op te vangen niet bij elkaar. Het gerommel in de marge, de kool en geit sparen spelletjes, de bal bij een ander leggen, het gaat niets helpen. Om werkelijk tot oplossingen te komen zijn grootse plannen nodig. Grootse plannen komen van groots denkende mensen, niet van bestuurders wiens belangrijkste zorg het is wat de kiezer denkt. (In ‘zomergasten’ zei Aboutaleb: “… Je kan niet een raampje open doen en aan de mensen vragen: wat wil je hebben? en het dan zo doen. Zo werkt het niet. Je hebt iemand nodig die voorloopt op de samenleving.”)
Tot zo’n plan er is en gaat werken blijft het dweilen met tientallen kranen open, blijven de vluchtelingen komen en kan ook het waanzinnig hoge aantal zelfmoordaanslagplegers niet los gezien worden van, al dan niet persoonlijke, uitzichtloosheid. (De vaststelling dat sommige van deze verdoolden het zelf materieel goed hadden ‘en dus geen reden anders dan fanatisme’ is niet correct; voor een aantal gaat op dat wanhoop over de wereld waarin ze leefden ondraaglijk werd en zo uitmondde in ontoelaatbaar fanatisme.)
Of de motivatie nu komt uit het feit dat het westen zelf een aantal van die kranen heeft opengezet, omdat het onhoudbaar wordt, omdat het niet goed voelt om aan de tafel der mensheid vette maaltijden te gebruiken terwijl anderen het toekijken hebben of gewoon uit compassie en liefde voor de ander; zelfs puur eigenbelang dicteert het belang van zo’n plan, van actie nu. Het gaat veel geld kosten, het alternatief is een wereld die steeds verder aan gort gaat. Zou eigenlijk een makkelijke keuze moeten zijn. Misschien iets om ook bij de komende verkiezingen eens goed over na te denken. De contradictie dat onze toegenomen welvaart delen voor ons moeilijker maakt dan dat was voor het die ons voorgingen mag toch niet waar zijn?
Vanavond eten bij Made’s. Het loopt daar niet altijd even soepel, vooral als die jongeman in de bediening staat die er nooit iets van begrijpt. Goedenavond komt niet aan, geen antwoord. Bestellingen worden meestal verkeerd begrepen. Die jongen blijkt doof en een beetje achter maar daar mag hij een boterham verdienen. Er zijn van die plekken waar we elke dag wel iets van betekenis kunnen doen.
Veel liefs, Frank