Moed betekent niet dat je nooit bang wordt. Moed betekent dat je je niet door angst laat stoppen. Iemand schreef me die woorden naar aanleiding van mijn vorige blog.
Lieve Allemaal,
Een groot schandaal in Indonesië. Tienduizenden of misschien wel honderdduizenden kinderen zijn ingeënt tegen kinderziektes met valse vaccins. Ouders dachten hun kind te beschermen en betaalden de rekening, het gebruikte product komt van een fabriekje in Java dat een water en zoutoplossing als vaccin verkocht tegen schappelijke prijzen. De etiketjes waren niet van echt te onderscheiden. Ziekenhuizen zeggen dat ze van niets wisten maar het was wel verrassend goedkoop. En hielden ze het buiten de boekhouding. Niemand weet welk kind wel en welk kind niet het echte vaccin kreeg dus ze worden allemaal opnieuw ingeënt. Niet zonder risico als dat een dubbele inenting wordt menen artsen. Het maakt me niet trots om Indonesiër te zijn zegt een vriend hier. ‘Trots’, ik denk er verder over na en vraag me af waar je eigenlijk trots op kunt zijn. In het kader van die vaccin-zwendel bedenk ik dat we wel heel blij kunnen zijn met de gezondheidszorg in Nederland en misschien is dat gelijk een sleutelwoord. Blij.
Trots, in de letterlijke betekenis – je ziet er nogal wat van, zeker de laatste dagen. Trotse Turken zwaaien door heel Europa hun vlaggen om een mislukte staatsgreep, trots om een staatsburgerschap – America First. Trots op Nederlanderschap of welke nationaliteit dan ook, trots op een goed stel hersens, trots kind te zijn uit een oud geslacht. Op de republikeinse conventie in Cleveland spreekt een meneer zijn trots uit dat hij homo is, in Amsterdam wordt de Gay Pride gehouden, hier ontmoet ik trotse hindoes zowel als trotse moslims en ik ken zat trotse christenen.
Maar is het wel zo goed als we zomaar gekregen kwalificaties hanteren als een vaandel dat we voor ons uit torsen als was het een verdienste?
Trots omdat ik Nederlander ben? Trots omdat ik homo ben? Misschien is er iets mis met me maar ik herken het niet (meer). Bij een volk, bij een groep mogen horen, je thuis voelen in een (geloofs)gemeenschap; het zijn giften van het leven waar in eerste aanleg geen eigen prestatie aan te pas kwam. En ook later, als het begrip ‘ik ben omdat wij zijn’ heeft postgevat, geldt nog steeds dat ik mee mag werken op een akker die niet door mij is aangelegd. Het vermogen van een ander te kunnen houden – gender is volstrekt irrelevant – is zeker iets om dankbaar voor te zijn maar heb ik mezelf gemaakt? De pendant van trots is een gevoel van superioriteit. Wat meer relativeren van die trots geeft ruimte aan verschillen en zet de deur open naar waardering en begrip van een ander. Een beetje meer dankbaarheid en wat minder voorstaan op wat zo maar aan kwam waaien is wel goed denk ik. Dan bewaar ik die trots wel voor die keer dat het me lukt om dat wat ik zomaar kreeg eens echt goed te gebruiken. Of voor als ik iets heel moois heb gemaakt. Hoewel, zelfs dan: helemaal uit mezelf, helemaal op eigen kracht?
Het is niet rendabel. Het gesprek gaat over windmolens, iets waar ik nauwelijks iets vanaf weet. Niettemin, rendabel? Hoezo niet rendabel? Je bouwt een molen en krijgt zonder verdere vervuiling energie, dat is een rendement zou ik denken. Is het probleem soms dat de productie van die molen meer energie opslokt dan wordt geleverd? Dat blijkt niet het geval, het is in vergelijking met andere energiebronnen duurder. Dus te duur. En dan snap ik het niet meer. We hebben energie nodig en dit vervuilt de aarde niet verder; het is schoon. Ja, maar het (vervuilend) alternatief is goedkoper. Ik zie een markt voor me met gezonde en giftige groenten. De giftige zijn fors goedkoper. Wordt dat handel?
Van het net nog deze: I’ve always assumed ironing boards were surfboards that stopped pursuing their dreams and got real jobs.
Liefs, Frank