Wachten

Lieve Allemaal,

De koning van Saoedi Arabië was in Jakarta en plakte er een paar dagen vakantie op Bali achteraan. Hij kwam met zeven vliegtuigen en 500.000 kilo bagage. Wat u zegt: geen echte backpacker. Beetje triest wel maar hij kan niet reizen zonder zijn twee goudkleurige vliegtuigtrappen, de vakantie is niet echt ontspannen zonder eigen gouden traplift en ach, wie zit er nou niet het liefst in zijn eigen gouden stoel. Zijn leven is al niet makkelijk en dan ook nog slecht alleen kunnen zijn; een gevolg van 1500 mensen groot moest daar een oplossing bieden. Het vliegveld was een paar uur dicht en naar verluidt gebeurde tijdens zijn vertrek hetzelfde. Een paar uur vertraging voor reizigers door een eeuw of meer vertraging in de ontwikkeling van een koningshuis en feitelijk een heel land. Indonesië was niettemin blij met zijn bezoek. Of die blijheid gegrond is betwijfel ik; de Saoedi ’s exporteren waarden en denkbeelden waar de wereld niet op zit te wachten, daar wegen een paar centjes voor nieuwe moskeeën niet tegenop.

Voor wat betreft Nederland: ik wacht wel tot donderdagmorgen, als ik opsta zijn ze misschien net klaar met tellen. De virtuele en moeizame wedstrijd, honderden keren herhaald in telkens iets andere opstelling, die er van is gemaakt moet het van argumenten niet hebben. Het ideale beeld lijkt zo hier en daar een homopaar dat verkleed als zwarte piet, al zingend van Wilhelmus, onder de kerstboom paaseieren zoekt. De complexe werkelijkheid ondergesneeuwd door slimmigheidjes, soundbites en Jip en Janneke taal. Voor integere politici met een wel doordacht programma een handicap, voor volksmenners een welkom voordeel. Een paar goede kranten, veel lezen; het helpt want niet stemmen is geen optie. Ik had ze niettemin wat meer en beter willen horen en zien, die vrouwen en mannen met plannen voor ons land. Je hebt een overtuiging, geen instituut dat banen moet creëren voor de leden, dus gewoon het eerlijke plan, graag mét twijfel en onzekerheden, zeker met passie en uit overtuiging. Versprekingen mogen, jokken, overdrijven of naar een ander wijzen even niet. Of ze de kans niet krijgen, gezichtsverlies vrezen of dat het de angst is dat het stemmen gaat kosten; ik weet het niet. Het lijkt amper te kunnen en toch, toch geloof ik dat zulke mensen de sleutel hebben een betere toekomst.

Bij Pauw en Jinek introduceerde Johan Fretz (zie zijn optreden op deze link: https://www.youtube.com/watch?v=0n_JEIF-0Aw ) een ‘nieuw’ soort mens: Radicaal Zachtmoedig. Ruard Ganzevoort muntte de uitdrukking al eerder, tot millennia terug zijn voorvechters van die houding te vinden en eindeloos veel mensen proberen er een dagelijkse praktijk van te maken. Fretz mooie betoog zette er nog eens de spotlight op. Radicaal zachtmoedig met geloof in ons kunnen, hoop op beter, liefde die wil verbinden – alles met het onsje twijfel van ‘doe ik het goed’. Soms wordt het behoorlijk donker maar tijd voor veel somberen hebben we niet, werk aan de winkel. Ik blijf voorlopig maar gutmensch, nadrukkelijk zonder daar de conclusie aan te verbinden dat ik het goed doe. Zoals vaker denk ik aan woorden van H. Roland Holst, aan die zachte krachten.

Valarie Kaur, een Amerikaans advocate van Sikh overtuiging zei het zo: “What if this darkness we’re in is not the darkness of the tomb but the darkness of the womb?” (Wat als het donker waarin we ons bevinden niet het donker is van het graf maar dat van de baarmoeder?) Jazeker, het is soms even wachten maar er komt weer licht.

Veel liefs, Frank

Voor de alleslezers onder u – als die er al zijn – plak ik hieronder een eerste hoofdstuk uit een nieuw boek waaraan ik werk. Commentaar – positief mag, kritisch is waardevoller – zeer welkom.

Het plein

De mannen zijn naar hun werk, de vrouwen poetsen het huis, de kinderen zitten op school. Langs aaneen gebouwde huizenrijen – drie of vier etages hoog met proper gewassen ramen en gordijntjes – staan hier en daar wat fietsen tegen de muur. Geen verkeer te zien. De melkboer is geweest, de postbode is bijna klaar met zijn ronde om dan verder te gaan naar de Insulindeweg, de voddenman met het paard voor zijn kar heeft hij al lang niet gezien.

Een stil plein, vijftiger jaren, Amsterdam Oost. In het midden een plantsoen met wat populieren, gras en een paar vermoeide struiken. Langs een pad dat precies halverwege door het plantsoen loopt staan twee verveloze banken. Als daar ‘s middags de grote jongens samen komen durft hij er niet langs. Voorjaar zit in de kalender maar niet in de lucht, het is droog maar nog steeds koud. Een man met een aktetas gaat langs de huizen, stopt bij elk portiek, kijkt en schrijft soms wat op. Dan gaat hij weer verder. De jongen loopt aan de overkant. Hij draagt een dikke jas. Twee wanten hangen, aan een touwtje dat door de mouwen van de jas loopt, naast zijn handen. Zijn oma heeft ze gebreid en ze kriebelen, zodra hij buiten is doet hij ze uit. Hij is niet lang voor zijn leeftijd en lijkt nog wat korter in de wollige, oudemannetjeswinterjas. Zijn steile haar is kort geknipt: een glad, opgeschoren kapsel. Zijn moeder noemt het oortjes vrij en lekker fris. Hij is pas ziek geweest en hoeft van zijn moeder nog niet naar school. De kleuterschool. Hij vindt het niet erg om niet te gaan. School is niet leuk en niet vervelend; hij gaat als het moet en denkt er verder niet over na.

‘Ga maar buiten spelen’ heeft zijn moeder gezegd maar er is niets te spelen. Lang blijft hij staan om naar een kat te kijken die in een vensterbank ligt. Tegen het raam tikken durft hij niet, zachtjes veegt hij met één van zijn wanten over het glas. De kat beweegt niet. Misschien is ze wel dood, denkt de jongen. Maar dat kan toch ook niet, als je dood bent, ben je weg. Waarheen weet hij niet maar zijn opa zit nu alleen in de voorkamer sigaren te roken. Hij wrijft nog eens over het glas. Opeens staat de kat op, rekt zich met open bek uit en kijkt hem met gelige ogen aan. Geschrokken loopt hij verder. Verderop staat een fiets met felrode handvatten. Een glimzwarte damesfiets met twee rode doppen, nog nooit gevallen, de handvatten zijn nog heel. Een nieuwe fiets, stelt hij vast. Waarom zetten ze die niet in de gang? Zijn vader zet de fietsen altijd in de gang, helemaal achteraan zodat je er geen last van had als je naar de wc moet. Als het geregend heeft liggen er kranten onder. Bovenop het stuur van deze fiets zit een doosje waar een haakje uitsteekt. Hij trekt er aan, het gaat op en neer en er komen grappige kraakgeluidjes uit. Krrrk, krrrrk, krrrrrk, steeds sneller beweegt hij het hendeltje heen en weer.

‘Hee jongetje, afblijven, dat is niet jouw fiets!‘ Hij kijkt omhoog en ziet op één hoog een vrouw uit het raam hangen.

‘Ja mevrouw,’ mompelt hij en loopt verder. ‘Ga maar spelen,’ roept ze hem na en het raam gaat met een klap weer dicht.

Hij wil wel in de perkjes achter het badhuis gaan kijken. Daar stinkt het geheimzinnig – naar pis zegt zijn broer – en er liggen dingen die mensen hebben weggegooid. Laatst heeft hij er lange stokken gevonden die je in elkaar kon steken zodat je een nog langere stok kreeg. ‘Gewoon een ouwe hengel,’ had zijn broer gezegd. ‘Dat is bamboe’. Bamboe, het klonk ook leuk. Bamboe. Later heeft zijn broer het meegenomen om te gaan vissen; het ding is nooit meer teruggekomen. Hij zou wel een nieuwe willen zoeken maar hij mag niet alleen van het plein af.

Een te dikke jongen van vijf loopt, in een te dikke winterjas, doelloos over het plein. Helemaal aan het eind, verder mag hij niet, staat een auto. Dat gebeurt niet vaak en zo’n grote auto als deze heeft hij nog nooit gezien. Heel lang en breed; uit de buigend aflopende achterkant steken twee punten als opgevouwen vleugels omhoog. Een vleugelauto. Hij loopt er naartoe en voelt aan het glanzend donkerblauw. Voorzichtig veegt hij zijn mouw over de flanken van de auto en ziet zijn gezicht gereflecteerd in de spiegelende lak. Hij leunt tegen de auto en kijkt, gefascineerd door de ogen die hem vanuit het diepe donkerblauw aanstaren. Zijn eigen ogen, dat kan hij zien als hij één oog dicht knijpt. Maar het is anders dan in de spiegel in de badkamer. Als hij daar op het krukje gaat staan ziet hij zichzelf, gewoon in de badkamer. Het diepe donker van de auto is een vreemde wereld. ‘Een andere kant’, fluistert hij. Hij vraagt zich af wie daar kunnen zijn – daar, in een wereld die hij kan zien en niet aanraken. En of je daar wél blijft als je dood bent. Intussen schuift hij, zijn lichaam wiegend langs de zijkant van de auto, zijn mouw op en neer, op en neer, berg op, berg af. Het gezicht in de diepte volgde prompt maar hij blijft alleen in die diepte.

‘Hee, sodemieter op jij, rotjoch. Blijf met je vieze tengels van die auto af.’ Hij schrikt op en ziet een man, vlakbij, in een deuropening staan. Terwijl de man nog wat roept rent de jongen, stijf onhandig, snel weg. Hij stopt niet tot halverwege het plein, tot waar de man met de aktetas net ergens aanbelt. Zwarte aktetas, zwarte jas, zwarte hoed en een dikke bril. Een vrouw doet open en even later hoort hij haar boos tegen de man praten. De stem van de man is zacht. Dan slaat de deur dicht.

‘Zo jongen, ben jij lekker aan het spelen?’ De jongen ziet het zwart, knikt schuw en loopt verder. Af en toe kijkt hij om of de man niet dezelfde kant op komt, hij hoopt maar dat hij niet naar hun huis gaat. Als hij thuiskomt is zijn moeder bezig in de keuken.

‘Mamma, ik weet waar oma is.’

‘Ja Frankje, oma is er niet meer,’ ze zucht terwijl ze een teil met wasgoed van het aanrecht tilt. ‘Dat weet je toch?’

‘Ja mamma – ik weet waar ze is.’ Zijn moeder is druk.

‘s Middags loopt hij met Margriet weer over het plein. Woensdagmiddag, alle kinderen zijn vrij. Ze praten – Margriet praat – hij luistert maar half. Ze wil de platgetrapte kauwgum van de stoepen halen om er een grote, nieuwe kauwgom van te maken.

‘Dat kan,’ ze zegt het stellig, ‘maar dan heb je wel een heleboel nodig.’

‘Dat mag niet,’ praat hij zijn moeder na. ‘Kauwgom op de stoep, dat is vieze troep. Dat hebben mensen uitgespuugd.‘ Margriet haalt haar schouders op en wijst dan plotseling omhoog.

‘Kijk, daar,’ hoog in de lucht gaat een vliegtuig over. Ze gaan op hun rug liggen en kijken.

‘Daar zitten mensen in,’ zegt Margriet. ‘Dat is een vliegmachine.’ Frank denkt dat het wel heel kleine mensjes moeten zijn. Hij gelooft het niet. Dan moet hij denken aan wat hij die morgen ontdekt heeft in de donkerblauwe wereld. Misschien, kleine mensjes, misschien.

‘We gaan lieveheersbeestjes zoeken,’ oppert Margriet. Ze zoeken in de struiken van het plantsoen maar het is te vroeg in het jaar. De grote jongens beginnen zich bij de bank te verzamelen en de jongen loopt, zonder nog iets te zeggen, terug naar de huizenkant. Het roepen van Margriet negeert hij.

Grote, luid pratende jongens; teveel dat hij niet begrijpt, teveel dat hem bang maakt. Van een afstand blijft hij staan kijken. Soms vechten de jongens met elkaar, hij heeft het een paar keer gezien. Rode koppen, vuisten knallend op elkaars gezicht, de één boven op de ander met een knie diens buik rammend. Scheldwoorden die nieuw voor hem zijn. Er omheen een kring van joelende, krijsende kinderen – jongens en meisjes. Een keer gooide iemand, van één of tweehoog, een emmer water naar beneden. Nog steeds tegen elkaar schreeuwend en scheldend waren de jongens gestopt. Hun moeder zou wel boos geweest zijn, dacht de jongen. Alles nat.

Nieuwsgierig en angstig was hij, voorzichtig onzichtbaar stappend, wat dichterbij gegaan. Misselijkheid in zijn buik, achter zijn ogen duwden tranen; niet te dichtbij. Angstige opwinding werd afschuw en hij wist zeker er nooit deel van te zullen zijn. Niet bij die jongens. Ook van zijn broer die bijna zes jaar ouder is – van alle grote kinderen eigenlijk – houdt hij afstand. Alleen met René, de stille broer van Margriet die al elf is, zou hij wel willen spelen. Bij Margriet thuis, af en toe is hij daar als tante Gre het goed vindt, zit René soms in de kamer; donker haar en vreemd donkere ogen. René let nooit op ze. Behalve de laatste keer, toen had hij Frank zomaar op zijn buik gekieteld. Geschrokken had hij in lachende ogen gekeken en zich snel vanonder die handen weg gedraaid; schuilen achter de tafel bij Margriet. Alleen zijn blik was René blijven volgen.

‘Laten we met de poppen gaan spelen, jij bent de vader.’ Hij wil geen vader zijn, geen zin om stil te zitten en te luisteren naar wat de moeder zegt.

‘Ik krijg mijn eigen pop, ik wil niet meer met jouw poppen.’

‘Dan niet,’ Margriet is boos. ‘Ik ga naar huis. Jij krijgt heus geen pop en met mijn poppen mag je nooit meer spelen. Ik speel helemaal niet meer met jou.’ Weg is ze. De jongen loopt nog maar eens een rondje over het plein.

‘Jongens spelen toch niet met poppen? Wat haal je nu in je hoofd lieverd, daar heb je toch niets aan?’ Onduidelijke beelden dwalen door zijn hoofd. Een pop zal dingen anders maken denkt hij al heeft hij geen idee hoe. Wekenlang blijft hij zeuren en uiteindelijk geeft zijn moeder toe. Samen gaan ze naar de speelgoedwinkel vlak bij het Muiderpoortstation.

‘Oh, maar heel veel jongens krijgen tegenwoordig een pop,’ hoort hij de winkeljuffrouw reageren op zijn moeders verontschuldigende houding. ‘Heel veel jongens.’ De jongen kijkt en kijkt, betoverd door planken vol prachtige poppen voelt hij kriebels in zijn buik. Poppen in roze en blauwe jurkjes, strak rechtop in hun doos, hun haren glimmend grote hoeden in zwart en blond; zo mooi maar toch passen ze niet in zijn droom.

‘Is er ook een jongenspop?’

‘Natuurlijk niet,’ weet zijn moeder maar de verkoopster weet beter, ze legt zes of zeven kleine, geslachtsloze poppen naast elkaar. Hij heeft gekozen voor ze klaar is. Het wordt een zwarte pop. Een gladde, zwarte pop zonder kleertjes met een ernstige uitdrukking in zijn bruine ogen. De ogen bevallen de jongen het meest. Als je de pop op zijn rug legt gaan ze dicht, weer rechtop kijken ze hem weer aan.

‘Het wordt dus een negerpop,’ zegt de juffrouw maar hij weet zeker dat het een jongen is. Dagenlang zit de pop op de ombouw van zijn opklapbed. ‘s Avonds, als het bed naar beneden geklapt is, kan hij erbij en schuift er wat mee. Hij laat hem zitten, armen vooruit, armen langs zijn zij… staan tegen de muur en dan weer slapen, ogen dicht. Zijn broer die op dezelfde kamer slaapt pest hem ermee.

‘Meisjes spelen met poppen man, je bent een meisje.’ Hij speelt zwijgend door en laat zijn ogen niet zien. Tijdens het inslapen probeert hij een naam te verzinnen.

Hij heeft twee armen nodig om de doos te dragen; een kartonnen doos van de groenten met een oude theedoek waarin hij de pop, nog steeds zonder naam, heeft gewikkeld. In een onderdoorgang, halverwege het plein, gaan hij en Margriet zitten en pakken hun schatten uit.

‘We spelen ziekenhuis,’ beslist hij. ‘Deze pop is nog heel klein, hij is een beetje ziek en moet nog veel slapen.’ Hij dekt hem toe met de lap. Een pop van Margriet ligt ernaast. De doos wordt ziekenzaal: toedekken, uithalen en weer instoppen. Ogen dicht, ogen open en weer dicht. Drie grotere jongens rennen schreeuwend door de poort. De jongen spant zijn rug, knijpt zijn ogen tot spleetjes en ontspant pas wat, niet helemaal gerust, nadat ze verdwenen zijn naar de Insulindeweg. Een minuut of wat later komen ze terug, joelend en schreeuwend. De jongen schuift angstig met zijn rug naar de muur en ziet dan hoe de kleinste van de drie plotseling boven op de ziekenzaal springt en er juichend op staat te dansen. De andere twee roepen en lachen en doen vervolgens mee. Margriet begint te schreeuwen, de jongen blijft stil en doet zijn ogen dicht.

Het duurt niet lang voor de doos plat is en zijn pop een massa kleine, zwarte stukjes kunststof.

‘s Middags gaat hij op zoek naar de donkerblauwe auto maar die is weg.

 

 

 

 

 

 

Bruggetjes

Lieve Allemaal,

Als er zoiets als een bloggersblock bestaat dan was dat het; ik ben weer veel te laat. Misschien was het de regen die wekenlang over Bali raasde. Twintig, vierentwintig uur achter elkaar, een kleine pauze en dan huppakee, volgende lading. Misschien was de ellende die elke morgen uit mijn laptop dampt als ik de kranten open er debet aan. Geïnformeerd en geestelijk gezond blijven is een balancing act geworden.

Vorige week stond het hele huis te schudden door een flinke aardbeving. De tuin (en de regen) inrennen en er weer even aan herinnerd worden dat zelfs de grond onder de voeten niet altijd stabiel is. Van wat wij mensen bedacht hebben kan dat nog minder gezegd worden, alles is in beweging. De kranten gaan (meestal) niet over aardbevingen maar wel te vaak over aanslagen op het fundament van onze samenleving.

Zo ook in Indonesië, alles wat anders is ligt onder vuur in pogingen massa’s te mobiliseren op grond van imaginaire ‘gelijke waarden’. Tolerantie en grondwet kunnen, als het aan een aantal volksmenners ligt, de schoothoop op. Regeerders zien wellicht het probleem maar ook politiek gewin en houden zich stil of gaan er in mee. Corrupte zelfverrijkers gaan liever voor de winst dan de moraal, fatsoen legt het af tegen het uitzicht op meer macht. En genoeg meelopers (of schrijf ik verdoolden?) om het op een beweging te doen lijken die diep geworteld is in het volk. Ook hier betwijfel ik of dat ook zo is. Meelopen omdat het ‘zo hoort’ is zeker een slapheid maar daarmee is nog geen diepere overtuiging aangetoond. Het valt steeds weer op dat ultieme xenofoben altijd wel een paar ‘goede buitenlanders’ kennen, dat de grootste racist ook wel eens een andere ervaring had en die homohater kent ook wel een jongen of meisje dat okay is. Altijd weggezet als ‘uitzondering’ en toch denk ik dat juist daar openingen liggen. Als onbekend onbemind maakt, maakt gekend dan bemind? Lang niet altijd lijkt me maar er kan wel een soort van begrip ontstaan.

Een – nota bene islamitisch – centrumpje voor homo’s en lesbiennes in Yogyakarta functioneerde jarenlang in harmonie met de buurt. Een gebedshuis van Ahmadiyah was gebouwd met alle vergunningen en volledig geaccepteerd binnen de gemeenschap, ze organiseerden zelfs een jaarlijkse sportdag voor de hele kampung. Iedereen was enthousiast over de daadkracht van de gouverneur van Jakarta. De dagelijkse praktijk laat veelal een beeld zien van relatieve harmonie. Alles gaat goed tot een paar zeloten de aanval openen. Hier met Islam als wapen, in de VS en Europa met joods christelijke wortels, in Myanmar met boeddhistische identiteit.

Overal types die ik niet voor dom houdt (was het maar zo) die angst en waanzin in de aanbieding hebben en reden zien bruggen af te breken in plaats van te bouwen. Verstandig stemmen, alert zijn op sluipende verschuivingen in tolerantie en vooral bruggetjes bouwen. Naar de buurman, naar de Rus waar ik mee praat in het restaurant en met wie ik maar contact heb. Meer zit er niet in maar dat kan genoeg zijn. Dat vertrouwen laat ik me niet afnemen.

Vandaag schijnt de zon weer en hopelijk is wat ik hoorde van een Balinees ook waar: als er weer dragonflies te zien zijn is het regenseizoen voorbij. Ibu Putu blijft sjoemelen met de rekening en moet telkens gecorrigeerd worden omdat ze, geheel per ongeluk, 10 of 20 duizend te weinig rekent. De lekke band van mijn motor werd door ‘mijn vaste chauffeur’ gerepareerd en hij wilde er absoluut niet voor hebben, de zon schijnt. Intussen loop ik, in Afrika geleerd, stampend door huis en tuin. Toen ik gisteren vanuit de keuken de badkamer inkeek lag daar een flinke slang, zo’n 2,5 meter lang en niet zo dunnetjes uitgevallen, die snel onder de achterdeur door verdween. Toen ik hem/haar later op de middag nog een keer in de buitendouche trof was hij al onderweg naar elders, stampen helpt. De muizen zijn er ook mee gestopt – ik prefereer muis – de keuken te bezoeken. Ik had gif gekocht waarvan ik me begon af te vragen of het niet gewoon een lekkernij voor ze was, zeker nadat een heel doosje van het aanrecht was verdwenen. Met regelmaat betrapte ik zo’n wel erg dikke grote muis die de keuken of badkamer uit vluchtte. “Ben ik ze aan het bestrijden of onderhoud ik ze?” was de vraag. Ze zijn weg. Misschien omdat de rijst weer aan het groeien is. Of gewoon omdat het mooi weer is.

Lieve groet, Frank.

Werk te doen

Lieve Allemaal

In Afrika druk bezig geweest het restaurant te versieren met nietszeggende rommel, bergen papier-maché manen, sterren en klokken en wat dacht je van roze engeltjes met een lampje in hun kop en één onder hun rok. Esthers restaurant organiseerde een kerstlunch en ook papieren hoedjes waren ingekocht.                                                     Het was geen doorslaand succes. Niet die kerstlunch, daar was ik gelukkig niet bij, ik bedoel Afrika. In het land waar nog altijd een deel van mijn hart woont voelde ik me twee weken niet op mijn plaats en dat is een understatement. Nog steeds zit ik te puzzelen over wat er is gebeurd en nog steeds wordt ik wat ziek van mezelf en de situatie. Tientallen gesprekken met bezoekers / vrienden van het restaurant en in nauwelijks een gesprek ontbrak het vloeken dat het land zolang al teistert: racisme. Vloeken, luider dan ik ooit hoorde; mijn huidskleur maakte dat niemand het ook maar voor mogelijk hield dat ik andere gedachten zou hebben. Een grimmige sfeer waar haat vrij spel kreeg, het oude liedje van wij en zij waarbij wij uiterst superieur zijn en zij … Nee, niet herhalen. Was het er altijd in die mate en keek ik niet goed, was het toeval dat ik er nu mee geconfronteerd werd, waren die vrienden dan zo erg veranderd? De schok was er niet minder om en gast zijn is dan geen voordeel. De conventie (of is het eigenbelang de lieve vrede maar te bewaren) schrijft voor beleefd te blijven. Geen harde woorden, woede inslikken en welopgevoed onduidelijk zijn. Een voorzichtige tegenwerping kan nog en dan houdt het op.

En het begint: een gevoel van laf verraad aan hem, mezelf en zovelen, alles waar ik voor zeg te staan in de derrie laten zakken. ‘Een verschil maken waar ik kan’ schreef ik naar aanleiding van kerst. En toen? Ik neig nu naar knuppel en hoenderhok (ook te laat) maar weet ook dat het alleen maar hakken in het zand gebracht had. Ik blijf zoekende. En beschaamd.

Welbehagen, een warme wintermantel die we onszelf en elk ander zo gunden: het kerstgevoel. Maar het feest van licht is achter de rug en kan sowieso niet meer dan een begin zijn, een intentie die pas in daden echte vorm krijgt. Het is tijd voor (her)opening van de winkel, er is werk te doen. Veel. Voorlopig sta ik in de min.

Oudejaarsavond kwam ik weer aan in Indonesië. Airmiles gebruikt voor een upgrade naar de business class dus lekker geslapen en goed gegeten. Bij de douane veel gedoe over een emmer shelfprimer (poeder) die ik bij me had maar nadat ze het proefden waren ze toch overtuigd; ik mocht naar huis. In Bali meer vuurwerk dan andere jaren. Al komen ze niet in de buurt van de 68 miljoen die Nederland de lucht in schoot, er kon blijkbaar wel het een en ander af. Zoef was extatisch me weer te zien, het huis stond er goed bij, een black label of twee en naar bed. Ibu Putu was de volgende morgen zo vriendelijk enthousiast te melden dat ik dik geworden was. We schatten de zegeningen daarvan duidelijk verschillend in.

Ook hier ziet het nieuwe jaar er niet in alle opzichten even positief uit. De gouverneur van Jakarta gaat voor herverkiezing. Zijn eerste termijn kwam niet van directe verkiezing, hij was running mate van de man die nu president is. Hij is van Chinese komaf – voorouders vele generaties terug kwamen daarvandaan – en christen. Wat knippen en plakken in een toespraak van hem, op het internet zetten en de gevolgen waren kolossaal. Honderdduizenden kwamen naar Jakarta om zijn aftreden te eisen (de milde reacties), onmiddellijke vervolging wegens blasfemie (de standaard reacties), of zijn dood (de fanatiekste). Onder druk van de fundi’s kwam het tot vervolging en het is hoogst onzeker hoe het af gaat lopen, rechters hier staan niet bekend om hun sterke knieën. De ware reden, chinees en vooral christen zijn, wordt door niemand uitgesproken, een stok is gevonden/gemaakt en dat is genoeg. Intussen zijn er krachten aan het werk die alcohol, overspel, seks buiten het huwelijk en homoseksualiteit willen verbieden. Fundamentalisten proberen de zaak over te nemen, de regering is zwak, het wordt spannend. Ik ben hier gast maar misschien toch maar mijn mond wat vaker opendoen, de winkel wijd open zetten.

Veel liefs, Frank

 

 

 

 

 

 

Betrouwbaar

Lieve Allemaal

In Bali was er in de avond een kleine aardbeving. Je went er nooit aan. Een beetje paniekerig zat ik op het terras en bedacht, toen het al voorbij was, dat ik eigenlijk naar buiten had moeten lopen. Als het echt mis gaat wil je geen balk op je kop. (Ook geen kokosnoot overigens.) Alles mag bewegen, bomen kunnen in het zwembad vallen maar de aarde, de grond onder onze voeten zou zich daarvan moeten onthouden; letterlijk en figuurlijk. De praktijk is anders, eergisteren kreeg Atjeh, de ramp van 2004 nog nauwelijks te boven, weer een slag te incasseren. Van de kant van de natuur zijn geen zekerheden te verwachten, die zullen we elkaar moeten geven.

Een Belgisch staatssecretaris die het, tegen rechterlijke uitspraken in, verdomt een gezin uit Syrië toegang te verlenen tot het land en een forse dwangsom voor lief neemt om zijn xenofobe gedachtenspinsels door te drukken. Een Nederlands politicus die een rechterlijke uitspraak naast zich neerlegt en de rechters knettergek noemt; zich democraat noemende bestuurders die geen probleem hebben met het ondermijnen van de rechtstaat. Intussen is het zich verschuilen achter formaliteit en juridische spitsvondigheden ook geen overheid vreemd. Rücksichtslos wordt betrouwbaarheid aan de kant geschoven en de zekerheid die we elkaar wél kunnen bieden teniet gedaan. De verbijstering over teruglopend vertrouwen wordt bewaard voor later. Die houding als normaal of begrijpelijk accepteren is een verarming. De cynische houding die ook media wel tonen – logisch dat hij zijn standpunt veranderde, het kostte hem kiezers – staat haaks op betrouwbaarheid, erodeert vertrouwen. Voortschrijdend inzicht is een goed ding, gedraai met eigen overtuiging omwille van macht is dat niet. Een kleine tegenzet is weloverwogen stemgedrag, het echte werk is zelf betrouwbaar blijven.

In Nederland les gegeven aan een leuke groep en familie en vrienden bezocht. Dan blijkt het weer: als er wederzijds liefde of zelfs maar achting of respect is, is betrouwbaarheid een gegeven, is vertrouwen een uitkomst die elke ontmoeting tot een warm bad maakt. Het was mooi en verrijkt ging ik verder.

Terug naar Afrika, het is weer mooi en ook mooi weer. De vlucht hierheen veroorzaakte wel gemengde gevoelens. Laat vertrokken uit Parijs werd, terwijl we boven de Middellandse Zee vlogen, het diner geserveerd. Geen haute cuisine maar redelijk eten op een rustige vlucht. Glaasje champagne vooraf, flesje wijn en na afloop koffie met cognac en toch wat kribbig raken van de krappe stoeltjes. Een blik in de krant en ik las een artikel over die andere reizigers, de mensen die, tien kilometer beneden mij, diezelfde zee overstaken in de andere richting. Niet zeewaardige rommel, overbelast met vele malen de feitelijke capaciteit van passagiers, dit jaar zijn meer mensen verdronken op die route dan ooit. Gelukzoekers zeggen sommigen met een beschamend onzinnige term. Alsof mensen verweten kan worden geen ongelukszoeker te zijn, geen verdrietliefhebber, geen vriend van uitzichtloosheid.

Gammele, uiterst dubieuze deals moeten zorgen dat ze onze wereld niet halen of terug gaan, de vluchtelingen voor oorlog en geweld sorteren we op nationaliteit en ‘ernst van de situatie en daar laten we er dan een paar van toe: in verhouding nog geen procent van wat landen in de regio noodgedwongen en zonder substantiële hulp doen. Betrouwbaarheid. We staan voor die joods/christelijke of, naar keuze, humanistische cultuur in Europa. Hoe is het dan met betrouwbaarheid?

Voor mijn gastvrouw wat boodschappen doen in Magaliesburg, dertig kilometer verderop. Het is warm, de supermarkt is vol als was het de laatste gelegenheid inkopen te doen voor de kerst, veel vakken zijn leeg en het is zoeken. Het meisje aan de kassa herkent me van vroeger en we hebben een leuk gesprek. Buiten gekomen spreekt een jongeman me aan. ‘Hi mister Frank, ik heb een ijsje voor je gekocht.’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Ja, u herkent me misschien niet meer maar vijf zes jaar geleden kwam ik bij u op de kunstklas en dat was leuk. Nu heb ik een baan en het is warm dus ik dacht …

Betrouwbaarheid is overal breed voor handen. Het is maar waar we kijken.

lieve groet, Frank

 

 

 

 

 

 

Doorgaan

Lieve Allemaal,

Weer een nieuwe tuinman gevonden, de vorige liet weten misschien te willen stoppen en misschien morgen langs te komen om te praten. Dat is vijf weken geleden, niets meer gehoord. Malu – verlegen/schaamte – denk ik. Niet goed durven, uitstellen, nog minder durven en het dan maar laten. Ik herken er wel iets van, van dat telkens uitstellen en dan niet meer durven. Een telefoongesprek blijven uitstellen en dan zaterdags niet ontevreden vaststellen dat het even niet kan: weekend, ze zijn dicht. Moeilijk gesprek uit de weg gaan, verjaardag vergeten en uiteindelijk helemaal niets meer doen …. Alleen hier in Bali lijkt het allemaal wat sterker ontwikkeld. Ik schreef er vaker over: het ergste wat je kan overkomen is als je malu moet zijn en je gezicht verliest naar anderen. Die school waar leerlingen wordt ingeprent zich te je schamen als ze een fout maken is geen uitzondering, het is de standaard. Leren door het leven te gaan zonder te mogen vallen. Een soepele tred wordt het nooit.

Soms is het zo’n dag, ik stond op en stapte in een plas water. Tijdens de nacht had het zo hard geregend en gewaaid dat de vloer in de huiskamer deels nat was. In de badkamer aangekomen bleek het omgekeerde het geval: geen water. Ik deel de pomp met de buren en hoewel ik braaf elke maand in de elektriciteit bijdraag hadden ze ‘vergeten’ te betalen en dan werkt die pomp dus niet. Geen douche die dag dus maar … geen nood, ik ga zwemmen. Nou nee. Een hoge boom van het landje hiernaast had de storm niet overleefd en zijn kruin in het zwembad gestort. Grote kruin, klein zwembad, vol dus en geen zwem. Dat de hond later op de dag wegliep, dat ik mijn telefoon kwijt was, dat het internet haperde en dat de ‘vers’ bij de supermarkt gehaalde eieren rot bleken te zijn; het verbaasde me niet meer. Het was zo’n dag.

Vloer aangedweild, hulp gevonden om de boom te verwijderen, de poten van de glazen tafel te drogen gezet en de buren betaalden hun elektriciteit; alles was weer okay. Lichtpuntje, in alle gesleep met meubels een nieuwe indeling van de kamer gevonden en uiteindelijk heel tevreden.

Woensdagmorgen lag dat wat anders. Liever had ik een heel oerwoud in het zwembad gezien dan te moeten begrijpen dat een narcistische bully – de complete serie passende benamingen bespaar ik je – de volgende president van de VS wordt. Democratie kreeg misschien de grootste slag te verduren sinds 1933, het is hopen dat zijn slogans precies dat blijven: slogans. Bij het klimaatverdrag lijkt dat alvast niet op te gaan; hij wil eruit stappen. En natuurlijk blijft zijn totale gebrek aan moreel besef een beschamend iets. De toekomst van onze planeet voorlopig in de prullenbak, 60 miljoen deels wanhopige mensen, opnieuw, belazerd. American dream – je kinderen krijgen het beter. Mijn bips, niet onder Trump en ik denk ook niet onder Clinton.

Aan onze kant van de oceaan is het nauwelijks anders, de verdeling klopt niet en gaat ook niet kloppen, niet met onze huidige systemen. Klein bier in vergelijking met bijvoorbeeld Afrika of China maar evenzogoed onhoudbaar; niet moreel en in een steeds kleiner wordende wereld ook effectief niet. Het loopt niet goed in de wereld, het laatste bastion is mijn eigen vierkante meter en ik ben lang niet altijd gerust op een goede afloop. Toch maar doorgaan te werken aan dat ideaal van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met liefde blijven werken aan een menswaardige wereld.

Lieve groet, Frank

dsc_0053

dsc_0051

 

 

 

Stilte

 

Lieve Allemaal,

De zoon van Ibu Putu heeft hierachter drie huizen gebouwd voor de verhuur, gisteren was de inwijdingsceremonie. Dagenlang was Ibu bezig de offertjes te maken, bergen eendeneieren waren ingekocht, honderden bakjes en allerlei vormen van palmblad gevlochten en nog veel, veel meer. Het was een grote ceremonie. Vroeg in de morgen al hoorde ik het belletje van de priester, de mantra’s en de drukte, later werd ik uitgenodigd om vooral te komen kijken. Prachtige huizen van de beste materialen en met smaak ontworpen, de zwembaden eerder een bak mandi maar mooi. Het is bijzonder, iedereen zit maar een beetje, praat zelfs nauwelijks met de persoon naast hem en de vrouwen slepen eten en drinken aan. Een grote televisie staat aan maar niemand kijkt en verder gebeurt er niets. Na een uur of wat was Ibu Putu uitgeput en ging naar huis. Ik liep een stukje met haar op. Vanmorgen ontbeet ik in haar kleine warung en jawel, ze was weer druk. Bergen offers maken voor alweer een ceremonie. Mijn verbaasde blik werd beantwoord met “Tja, Bali”.

Waar de drukte ons de illusie oplevert dat we de tijd voorbij kunnen lopen, als we maar snel genoeg zijn, haakt de stilte ons vast aan het eindige moment.”                                Dirk de Wachter, auteur van ‘Borderline Times’ in zijn nieuwe boek, ‘De wereld van de Wachter’.

Zelden is Bali zonder geluiden, zeker niet op de dag en vaak ook niet in de donkere uren. Toen ik, liggend op de rand van het zwembad, gisteravond laat wat weg lag te dromen in de sterrenhemel – twee biljoen sterrenstelsels bieden voldoende ruimte om nietigheid en wonder te ervaren – riep een ceremonie verderop me terug naar het eiland. Toen het eindelijk stilviel waren de honden hiernaast het er niet mee eens, urenlang blaften ze in de nacht. Zeker, de Wachter bedoelt een andere stilte, die stilte zocht ik ook maar met alle geluid vind ik dat dan lastig.

Balinezen lijken in het voordeel, het komt me voor dat de meesten een andere perceptie hebben van geluid; het stoort niet. Zacht gesproken conversaties op plaatsen waar de herrie je in je oren slaat, buren die de blaffende honden niet hebben opgemerkt, een uitlaatloze motorfiets die de wereld in stukken snerpt en niemand kijkt op. En ook de drukte valt hier wel mee; werken, zeker, maar relaxed en morgen is er weer een dag. Of daarmee die andere stilte hier wel voorhanden is? De constante sociale druk, het ‘keeping up with the neighbours’ en vooral de eindeloze reeks ceremonies eisen veel kostbare ruimte op. Ook hier schiet het zoeken van stilte er vaak bij in.

Maar ooit komt het vanzelf, dan is drukte iets geworden van vroeger, het werk is gedaan en we mogen ‘genieten’. Hier worden senioren tot op hoge leeftijd, zolang het maar enigszins kan eigenlijk, betrokken bij de taken van de dag. En als er niets te doen is zitten ze samen op een bankje langs de weg, praten met wie maar wil en blijven deel van de gemeenschap. Wat als drukte niet meer hoeft, voorbij is en de stilte een dagelijks fenomeen wordt en er niemand is om mee te delen? Dan krijgt stilte vijandige proporties.

Is dat wat onze regering bedoelt met ‘voltooid leven’? Ik erger me aan die uitdrukking want wat is voltooid? Is mijn leven niet pas dan voltooid als niets en niemand meer een beroep op mij doet?

‘Goede dood wiens zuiver pijpen door ’t verstilde leven boort’ dichtte P.C. Boutens. Maar in hetzelfde gedicht schrijft hij ook ‘voor wie maar verkleumde grijzen huivren in hun kille cel’.

Wellicht zijn er mensen die op enig moment een einde zoeken. De adviesraad voltooid leven onder leiding van Paul Schnabel meent dat veranderingen in de wet daartoe onnodig en ongewenst zijn. Niettemin komt de regering, om onduidelijke redenen, met een tegengesteld voorstel. De suggestie is dat het op enig moment klaar is. Ja, soms moet dat zo zijn. Als lijden ondraaglijk wordt, als helemaal niets meer mogelijk is, zie ik graag een weg om te ontsnappen. Het is het impliciet beweren dat iemand overbodig kan zijn wat ik triest vind. Niemand mag worden afgeschreven, ook en zeker niet door de overheid. Op dat voltooide van het leven valt heel veel af te dingen, haast altijd gaat het over eenzaamheid. Dat betekent nog niet dat het leven voltooid is, het betekent dat verbondenheid verloren is geraakt. ‘We heb u nodig en we laten u metterdaad niet alleen’, daar zou ik graag de focus van onze regering en dus van ons allemaal zien. Wat kunnen we doen om u er bij te blijven betrekken. Want stilte is heilzaam, stilte zonder verbondenheid is een last.

Ik ga proberen oud te worden. En misschien word ik lastig ook – resultaten uit het verleden doen hier vrezen voor de toekomst – maar laten we elkaar vasthouden.

Lieve groet, Frank

Als u dacht dat het toch een voordeel is dat je, door het tijdsverschil, hier dat debat ’s morgens om 9 uur kon zien in plaats van op te moeten om 3 in de nacht: probeer het maar eens op je nuchtere maag.

 

 

Vrede

dsc_0032h

“We were full of hope” 7 x 43 x 11 cm (HxBxD)

Lieve Allemaal,

De blog is weer te laat, ziek geweest en nog steeds een beetje lappenmanderig, pijntjes met bijbehorende chagrijntjes en dan gaat schrijven niet lekker. Nog steeds rare klachten, meer drinken – ze bedoelden water, echt – heeft het niet opgelost en de dokter weet het nog niet. Een beetje hypochonder weet met zo’n arts wel raad; ik ben heel creatief. Ik merk intussen wel dat het met gewoon doorwerken eigenlijk het beste gaat. Niet ernstig dus.

Een biertje gedronken bij Ibu Putu, aan de praat geraakt maar voor de regen snel naar huis. Not. Het is van haar restaurantje 300 meter lopen maar halverwege begon het te plenzen, toen ik thuiskwam stond de tuin totaal onder water. In een half uur kwam zeker 80 mm naar beneden en nog stopte het niet. De wind waaide – ongebruikelijk – uit het noorden, recht op de wat kwetsbare kant van mijn huis. Elke tien minuten even dweilen om het droog te houden, die tegelvloer was een goede keuze. Het regenseizoen is vol in gang. De dagen zijn stinkheet, ’s avonds om 11 is het zwembad nog 30 graden en af en toe dus buien die je doen denken aan films over de eindtijd. Ik word er nerveus van, ik had vaker gedonder met water. Maar, ‘resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’, hier liep het tot nu toe elke keer goed af.‘s Avonds is de tuin vol vuurvliegjes.

De vissen liggen in de stress. Liggen want zwemmen is er even niet bij. Het verhaal gaat dat een goudvis een geheugenspanne heeft van drie seconden. Ik betwijfel het want als ik ’s morgens de pomp van de vijver aanzet spoeden zestig of meer goudvissen zich naar dat punt omdat er eten komt. Zo niet eergisteren. Op de automatische piloot gooide ik het voer in de vijver en zag … nul vissen. Andere kant van de vijver checken, nul vissen. Porren onder de brug naar het huis, geen vis. Waarschijnlijk was in de nacht een slang of een bijawa (soort reuzenhagedis, tot meer dan een meter lang) op restaurantbezoek geweest. De volgende dag pas bleek dat er toch nog vissen zijn, af en toe waagde zich er één in open water en intussen zie ik er meer, ver van de oppervlakte, zo diep mogelijk. Zestig of meer bewoners van dit huis getraumatiseerd. Dat van die drie seconden is gewoon niet waar, ze hebben er nog last van.

Ik begrijp dat in Nederland het seizoen om het over zwarte piet te hebben weer is aangebroken; nog geen oplossing. Dat soort problemen hebben we hier niet, discriminatie wel, voor zover we het willen zien natuurlijk. Niet alles is anders in Indonesië.Toen Jokowi president werd schoof Ahok, de vicegouverneur van Jakarta, automatisch op en werd gouverneur. Nu gaat hij voor herverkiezing en dat wordt lastig. Voor bepaalde groepen is hij ongeschikt want chinees (zoveelste generatie Indonesiër) en / of kafir, ongelovige (christen). Politici doen er lustig aan mee en maken van het ‘eenheid in verscheidenheid’ uit de pancasila een grapje. Ik ken Balinezen die net iets donkerder, iets mooier misschien?, van kleur zijn dan hun familie en als lelijke donkere worden weggezet. En toen zoon en hond beiden ziek werden wist de hulp het zeker: logisch, ze waren een zwarte man op het kruispunt tegengekomen. Er zijn voorbeelden te over, veel mensen zouden boekjes open kunnen doen alleen, ze doen het niet of nauwelijks. In magazines en op televisie valt op dat praktisch alle acteurs en actrices, omroepers/sters en modellen uit de commercials een on-Indonesisch uiterlijk hebben. Die mooie huidskleur is bij de media niet welkom, het moet lichter, tegen blank aan, vaak is een westerse vader of moeder zichtbaar. Discriminatie en zelfdiscriminatie, (haast) iedereen vindt het gewoon en geen punt. Mooi als zelfbewuste mensen de problemen aankaarten, jammer dat de ombudsmevrouw gelijk heeft, dat zwarte piet verhaal kunnen de kinderen het beste zelf oplossen. Zonder souffleurs mag ik hopen, dan komt het wel goed.

21 september was het internationale dag van vrede, uitgeroepen door de VN in 1981. De bedoeling is een dag van wapenstilstand en geweldloosheid, een uiterst magere doelstelling die – wie had anders verwacht – evenzogoed niet gehaald werd. Te veel plaatsen in de wereld waar vrede alleen nog in dromen kan bestaan. Tot aan vergeten oorlogen aan toe waarover je slechts af en toe een woord hoort: Congo, Soedan, Jemen… Het is teveel voor een mensenkind om te bevatten en als ik er aan denk pendel ik tussen verontwaardiging, wanhoop, boosheid en kotsziek zijn van het cynische dienen van eigenbelang dat de grond is van de ellende. Onmacht want er is frustrerend weinig dat ik kan doen. Of toch? Uiteindelijk zullen wij, ik dus, een fundament voor vrede moeten zijn. De “core business” is meer dan ooit vrede maken waar ik ben, te beginnen in mezelf. En dat is een lastige, zo’n vrede, want er is wel het een en ander dat ik anders zou willen. Ik moest er aan denken toen het rapport over de MH 17 werd gepresenteerd. Mooi en goed dat een aantal overheden tot het uiterste gaan om zaken duidelijk te krijgen al is dat iemand schuld gaat bekennen onwaarschijnlijk en lijkt een veroordeling van de daders een illusie. Na gewelddaden niet zoeken naar schuldigen is verraad aan de slachtoffers, onderzoek is een taak die justitie niet ernstig genoeg kan opvatten. Maar intussen betwijfel ik of het iets is waar rouwenden zich mee bezig moeten houden. Ik deed het wel, veel te lang en soms komt het, voor even, nog weer terug. Ik bleef zoeken en aandringen maar geen politie die in ernst zocht. Of het uiteindelijk stoppen met zoeken, het loslaten was dat de vrede in mezelf mogelijk maakte of dat vrede in mezelf er voor zorgde dat ik kon laten gaan: kip – ei. Maar pas met die vrede kwam er weer licht. Ik was een tijdlang slachtoffer want in mij konden die zoektocht en vrede niet naast elkaar bestaan. Voor de nabestaanden van de slachtoffers in die MH17 hoop ik zeer dat het onderzoek van de JIT vrede wat dichterbij brengt.

Lieve groet, Frank

wijsheid-is-als-vuur-je-krijgt

 

Wijsheid is als vuur, je krijgt het.

Afrikaans gezegde. 

Herverdelen

Tja, Bali. Al sinds mensenheugenis alle dagen temperaturen van dertig graden of meer en nachten die zelden onder de 24 graden komen. Het zwembad is ’s avonds laat nog rond de 30 en toch, nog steeds geen hitteplan. Wat is het in Nederland toch goed geregeld.

Lieve Allemaal,

Mijn nieuwe manier van tijd meten is de blog: elke twee weken op tijd klaar schrijven. Het past wel bij het tempo hier, we meten niet in dagen of uren, laat staan in minuten, we zijn te druk met leven.
Hoewel .., misschien ligt het aan de situatie. De nieuwe hulp is aangenomen voor drie keer in de week drie uur. Dat ging goed – even. Na drie uur klaar, tot de volgende keer en ik sloot de poort achter haar. Elke keer werden er een minuut of tien afgesnoept, het werk werd wat slordiger en weer iets eerder klaar. Vorige week waren we geland op minder dan twee uur. Ik heb er over gepraat en dat heeft geholpen.
Nu Pak Par nog. Die doet hier de tuin voor een bedrag in de maand. Deel zelf maar in, zes uur per week en je komt wanneer het jou past. We zitten nu op drie uur per week. Als hij weer komt maar eens praten.

Met Galungan, een festiviteit die twee keer per jaar terugkomt, worden op Bali de voorouders genood te komen, met Kuningan, tien dagen later, vertrekken ze weer. Voor (haast) elk huis staat dan als uitnodiging een penjor, een metershoge bamboe staak die (als het goed is) uitbundig is versierd. Het is voor velen een soort erezaak een mooie, als het even kan de mooiste, penjor te hebben en er gaat veel geld tegenaan. De vorige keer heeft Par er een voor hier gemaakt en dat was niet de mooiste van het dorp, eerder de lelijkste. Buitendien begonnen er halverwege het feest al dingen uit te vallen. Het was wel een van de duurste penjors in het dorp, dat dan weer wel. En geen voorouder gezien.

Ach, zeker die van de generaties die ik gekend heb komen toch wel al houden ze zich niet aan Balinese schema’s. Soms in weemoed, vaker in dankbaarheid, regelmatig zijn ze hier. Naar de maten van de eeuwigheid maar even en wij zijn voorouder geworden. Onze kinderen moeten het beter krijgen vinden we. Het is jammerlijk dat zij die leiding geven aan de maatschappij dat beter veelal alleen kunnen vertalen in materie want voor een goed deel van de bevolking in de westerse wereld gaat dat niet gebeuren. De uitspraak indertijd van de eerste president Bush, namelijk dat herverdeling van welvaart dringend noodzakelijk was maar dat Amerika niet hoefde in te leveren, was op zijn minst misleidend. Herverdeling is, en niet alleen uit moraliteit, onvermijdelijk en het woord is eenduidig: her-verdelen. Het is duidelijk hoe dat voor de meesten van ons uit gaat pakken. Dat ‘beter’ voor de volgende generatie zullen we op andere manieren moeten realiseren. Die zijn overigens duurzaam, en maken wél gelukkig. Alleen de politicus die die boodschap durft te verkopen … gaat niet gebeuren. We zullen het zelf moeten doen.

Een tijd lang vervelende rugpijn en de kliniek hier in Ubud waar ik eerst naartoe ging hielp niet veel. Geen ontsteking dus er is niets aan de hand. Ja maar … Niets aan de hand. In het Bali Royal in Denpasar vonden ze dat ik veel te weinig water drink en daar zit volgens hen de oorzaak. Ik drink nu veel en ja, het is over. Intussen komen mijn dagen weer in rustiger vaarwater en probeer ik vooral te kijken naar wat er wel was en is.test

“Golden years, nonetheless”

Lieve groet, Frank

 

staat en straat

Lieve Allemaal,

De school hierachter heeft een omroepinstallatie. Helaas. Elke morgen om een uur of zeven schallen de hindoegebeden over de rijstvelden. Waar in Java de oproep tot gebed overal klinkt heb ik het genoegen een gebed aan huis te ontvangen. Jammer dat het klinkt als iemand die in zo’n mee-vibrerende kartonnen roeptoeter staat te schreeuwen. Al sprak ik vloeiend Balinees, ik zou er geen woord van meekrijgen. De installatie is een beetje kapot maar misschien gaat het vooral om de intentie. Moet maar kunnen denk ik, een scheiding tussen kerk en staat is iets anders dan een scheiding tussen kerk en straat. Niet alleen in het westen (recent het boerkini verbod op stranden in Frankrijk) is dat inzicht wat zoek. De voorzitter van het constitutionele hof hier verklaart dat de Indonesische grondwet een van god gegeven religieus document is. Gevreesd moet worden dat de toetsing van dat hof van een aantal wetten en maatregelen daar behoorlijk onder gaat lijden. Een paar partijen zien aanleiding homoseksualiteit te verbieden (niet al te veel vertrouwen in de kundigheid van hun god ben ik bang) en verzoeken datzelfde constitutionele hof er nog eens goed naar te kijken, zo’n verbod moet toch kunnen. Ze nemen het nog eens onder de loep. En dan gelijk een totaal verbod op alcohol in heel Indonesië, inclusief die hoestdrankjes met meer dan 1 procent. Ze duiken erin.

Andere gronden, meer van hetzelfde: de staat die de straat claimt.

17 augustus is voorbij – 71 jaar onafhankelijkheid, 15 augustus ook – 71 jaar geleden einde van de tweede wereldoorlog. De ellende voor Indonesiërs was die 15de augustus nog niet voorbij; zij, en vele duizenden Nederlanders met hen, moesten nog 4 jaar door. Niettemin is 17 augustus hier dé feestdag. ’s Morgens marcheren en daarna wordt het leuk. Paalklimmen (prijzen ophalen die boven in een met zeep ingesmeerde paal hangen), een soort van koekhappen, zaklopen, luide muziek, snacks en nog veel meer. Simpel vermaak dat mij aan vroegere Koninginnedagen deed denken. Op de Rubensstraat in Amersfoort was ik de laatste bij het zaklopen en koekhappen ging ook mis, hier heb ik het maar bij kijken gehouden. Even was het tijdperk van de smartphone ver weg en het leven eenvoudig. Even kon je zien wat we op onze weg naar voortuitgang haast zijn vergeten.

Een commercieel festijn besmeurd met politiek, doping en nationalisme. De sport eruit en presteren ten koste van alles erin, ontevreden met zilver, de olympische gedachte ver weg. Twee Amerikaanse rensters hielpen, na een val, elkaar overeind en zo werd het toch nog mooi. En Churandy Martina, net de derde plaats gemist door één honderdste seconde tekort. Of hij niet verschrikkelijk teleurgesteld was? ‘Nee’, antwoordde hij met een breed lachend, blij gezicht. ‘Fantastisch dat ik mee kon doen.’ Over 4 jaar in Tokio! Ik hoop het van harte voor hem, zelf ga ik niet. Als ik ’s avonds niet eens even het dorp in mag voor een borreltje … Ik propageer geen alcoholisme maar kan het niet gewoon weer een beetje leuk worden? Mag een atleet gewoon mens blijven? Geen instrument om ‘onze eer’ op te krikken, geen commercieel belang maar gewoon, mens.

Voor een nieuw paspoort moest ik naar Jakarta en, met alle directe vluchten vol ging dat via Yogyakarta. Geen straf, ik houd van die stad en een avond bomen met vrienden is nooit weg. De volgende morgen idioot vroeg op dus ook vroeg naar bed. Jammer, als we nog een uurtje meer hadden gehad waren de wereldproblemen ook opgelost, nu beperkten we ons tot plezier en de toestand in Yogya. Die toestand viel niet mee, de angst zit er behoorlijk in. Uitbraken van geweld en veroordeling naar de LGBT gemeenschap begin van dit jaar werden op zijn minst gedoogd door de overheid. De politie stond erbij en keek ernaar, de president zag geen prioriteit, een minister vond homo’s gevaarlijker dan een atoombom. Vrij baan voor een stel zeloten. De staat die, de verantwoordelijkheid voor vele miljoenen andersdenkenden ontkennend, de straat wil bezetten. Yogyakarta was altijd een pluriforme, multiculturele stad. Dat, in de wind die door de wereld waait, behouden wordt nog een opgave. De staat en de straat, laten we ze vooral gescheiden houden.

Lieve groet, Frank

een onverwachte foto

je ogen en je mond

de blik op ernst en ver

het haar wat korter nu en toch

geen ander beeld dan wat

verstopt is goed in zicht

ik ruik je geur nog en dat kan niet

ik hoor je stem je bent niet hier

je hebt me niet verlaten

de vlucht waar moed ontbrak

jouw wereld staat niet toe

vermijdt het woord veracht de daad

om diepste zijn te leven

hun zorg voor heil en toekomst

de jeugd de bloem de trots

meet met rigide maten

laat ongewenste kind’ren

dood bloeden op de weg

jou heb ik al vergeven

soms huil ik even

of ik vloek

 

Cultuur

Lieve Allemaal,

De Nederlander die ik ontmoet in een restaurant is in de stemming om te praten. ‘Ik ben hier voor het eerst en ik moet eerlijk zeggen, valt me niet tegen met al die moslims hier.’ ‘Voor het eerst in Indonesië’, echo ik. ‘Ja, voor het eerst in Bali, twee weken Ubud.’ ‘Weet je’, is mijn antwoord, ‘ik zie ook geen probleem met moslims hoor maar dat is dan op Java, hier in Bali zijn het over het algemeen hindoes.’ ‘Oooh’, voor hem is het duidelijk een “Aha Erlebnis”. ‘Nou ja, hoe dan ook, we hoeven geen gesodemieter toch? Ik hoop maar dat er geen aanslag komt op die gay optocht in Amsterdam.’ Dat lijkt me geen controversieel standpunt. Ik vertel hem dat ik, en waarschijnlijk iedereen, er net zo over denk. ‘Ja, dat hoop je. Weet je, nog zo’n aanslag en ik trek het niet meer. Mooi hoor, dat we wat doen voor die vluchtelingen en zo maar als we dit soort ellende krijgen dan gaat het dus niet. Sorry, terug naar huis, kan niet anders. Onze cultuur gaat er aan.’

Ik laat het gesprek maar doodbloeden want argumenten als ‘ze hebben geen huis’ of ‘de enkeling en de meerderheid’ gaan niets opleveren en emotie wordt snel ruzie. Het dilemma waar weldenkende en goedwillende mensen tegenaan knallen. Ook al hebben we ons huiswerk wel goed gedaan en begrijpen we, willen we invoelen en de waarden waar we voor zeggen te staan ook praktijk maken, dan nog steeds hebben we buitenwerk te doen. Eenvoudig bij mooi weer, juist als ze onder druk komen te staan is het onze opgave die waarden krachtig te verdedigen. Niet wegkijken, de realiteit niet anders kleuren maar ook geen mensen op grond van wat dan ook in één doos wegzetten. De weg door mezelf, de weg naar de ander: mij is nooit beloofd dat het makkelijk zou zijn, wel geleerd waarom het nodig is. Dat onze cultuur de komst van mensen die bij ons een toevlucht zoeken niet aan zou kunnen is een grove onderschatting van de kracht en intrinsieke waarde van die cultuur. De druk op onze cultuur komt van de andere kant, van hen die zeggen voor haar op te komen en ‘in hun gevecht om het behoud’, waarde na waarde overboord gooien omdat het even niet past in hun ‘strijd tegen’. Of zou het zijn in hun streven de macht te grijpen ten koste van wie dan ook?

“Het leveren van dromen aan mensen die niets of weinig hebben, is de kunst van de succesvolle volksmenner.”                                                            Ian Buruma

Langs de wegen in Indonesië staan weer de verkopers van rood witte vlaggen, wimpels en ander spul, de eerste groepen marcherende kinderen – kinderen in militaire pas met de bully van de groep bevelen krijsend voorop – zijn alweer gesignaleerd. Zeventien augustus komt eraan en dan is Indonesië 71 jaar onafhankelijk. Straks ga ik een vlag kopen die dan mooi aan de poort kan; respect voor de gastheer. Van die marcherende kinderen wordt ik niet zo blij, vooral de fanatiekelingetjes voorop geven me de kriebels. Tegelijk, het is ook wel een beetje grappig. Het ziet er zo gedisciplineerd uit en dat is zo verschrikkelijk niet Indonesisch.

Op het postkantoor ging het niet langer. In de rij staan bleek voor velen een onmogelijke opgave dus hingen er altijd wel handen of mensen naast je die ook ‘even’, terwijl jij aan de beurt was. Ze hebben er iets aan gedaan, er zijn nu nummertjes. Wat een verbetering! Vroeger stond je een minuut of tien tussen het gedrang – weliswaar met ergernis over die irritante figuren die ook even maar: tien minuten max. Nu is de druk op het personeel achter de loketten helemaal weg. Ze zitten er even, dan weer niet, maken een praatje, helpen iemand op hun gemak en zijn dan weer even achter. Om een brief of een pakketje te versturen zit je makkelijk 2 uur te wachten.

Natuurlijk, we hebben allemaal dingen waar we niet goed in zijn , zolang het ons niet ingewreven wordt willen we dat best toegeven. Van de week had het lang genoeg geduurd, ik had nog steeds geen hulp dus besloot ik – voor het eerst in bijna veertig jaar geef ik toe – zelf het huis schoon te maken. Stoffen ging goed, dweilen een stukje minder vond ik zelf ook wel maar, uiteindelijk, was ik na een volle dag zweten en ploeteren toch wel heel tevreden over mezelf. Al de volgende dag kwam er, onverwacht, alsnog een kandidaat die hier wel hulp wil zijn. Opluchting en we waren het snel eens. ‘Wanneer wil je beginnen?’ Ze keek nog eens rond. ‘Gelijk morgen maar. Weet u, het is hier zo smerig, het beste maar direct beginnen’. Kijk, ik weet best dat ik niet in alles even goed ben maar moet het nou echt …?

lieve groet, Frank