Een nieuw huis

 

Lichtpuntje. Verhoging van kosten voor een zorgverzekering impliceert dat er zo’n verzekering ís.

Lieve Allemaal,

Het nieuwe huis is hard onderweg. Alle palen staan, een aantal wanden en het latwerk waarop straks de pannen moeten rusten zijn gemonteerd, 7000 dakpannen zijn besteld. Elke dag erheen, met plezier om wat komen gaat, intussen proberen om in een soms warrige manier van werken overzicht te houden en te zorgen dat het goed blijft gaan. Goede, betrouwbare bouwers maar af en toe zijn er van die kleine dingen waar even niet aan gedacht is. Buitendien; het bouwen hier is deels een ad hoc gebeuren dus ter plekke moet bepaald worden waar dat raam, waar die deur komt. Al met al genieten van een nieuwe, eigen plek in aanbouw en vooruit zien. Meestal wel tenminste.

Rudy Kousbroek (1929 – 2010) heeft het ook over een woning als hij schrijft over “De weg weten in een huis dat niet meer bestaat”. Het gaat dan over Indonesië en, denk ik, een vroeger dat mooi was. Ik bespeur een roerend verlangen in die ene zin. Je weet de weg in een huis dat niet meer bestaat. Fysieke afstand of tijd die verte creëert en veranderingen initieert; ze laten het huis zoals dat bestond niet onverlet. Maar ook dan is er nog steeds de bekende weg in een gebouw dat in denken overeind blijft staan. Mogelijke dissonanten onzichtbaar, onhoorbaar geworden – ook omdat je dat wilt -, de warmte nog haast tastbaar. Ook de geur, die bij toevallig ontmoeten onmiskenbaar dié geur is en zacht verhaalt van ooit, is opgeslagen. Geen plaats om te wonen, wel een rantsoen van rijk zijn dat droefblij op de hand genomen kan worden als iets soms heimwee wakker roept. Dat roepen hoeft niet luid te zijn; een dag of datum, een oogopslag, een korte blik in iemands leven… En Indonesië, zo anders, lijkt heel vaak op Afrika want schoonheid in mensen is overal. Met wat zich zo stevig geworteld heeft in hart en denken, bouwen aan het nieuwe huis.

In mijn halfslaap vraag ik me af wat die motorfiets op mijn erf doet en waarom Dopie niet aanslaat. Het lijkt behoorlijk warm voor de tijd van het jaar; de zomer moet nog komen.  Een lieve vriendin in Johannesburg ligt in het ziekenhuis voor een operatie en ik hoop maar dat het goed gaat. Wil ik ook heen. En straks, eind januari, naar de farm van Esther en Werner maar dat is om de hoek zo ongeveer. Thando schreef een e-mail dat hij uiteindelijk een plaats voor de studio heeft gevonden en is gestart in Pretoria. Een NGO is bereid hem    te steunen en in zijn mail spreekt hij van trots en dankbaarheid en het vaste voornemen ruggengraat te tonen en er hard tegenaan te gaan. Ik wil het gaan zien. Van Cedric hoor ik niets en ik vraag me af hoe het met hem gaat. Morgen maar eens bellen. Slaapzwetend probeer ik mijn gedachten stop te zetten.

Dan word ik weer wakker in het land van altijd zomer. Muji belt. Ooit moest hij, na een zeer ernstig ongeluk, een zware operatie ondergaan maar voor de ziekenhuizen hier is het boter bij de vis. Of eerder eigenlijk; boter vóór de vis. Nu betalen of later deze week doodgaan was zo’n beetje de keuze. Ik had het geluk dat ik wat kon helpen. Nu is hij ingenieur met een redelijke baan en hij belt of ik niet naar Yogyakarta kan komen. De onderhandelingen met zijn aanstaande schoonouders over het komende huwelijk moeten gevoerd en hij wil graag dat ik daar bij ben. Voor ‘het gemak’ heeft hij een simkaart van dezelfde provider gekocht als ik. ‘Praat makkelijker Pak Frank.’ Het waarom is me niet zo duidelijk maar het is wel lief. Bali is warm en een beetje drukkend, we wachten op regen die, wat mij betreft, nog even weg mag blijven. Eerst het huis maar onder dak.

Lieve groet

Frank

Geluk op straat

Stelling van de week:
De verkoop van personenweegschalen zou, in het licht van de ruïneuze effecten op de gemoedstoestand, van overheidswege aan banden moeten worden gelegd.

Lieve Allemaal,

Een beetje Volendam op z’n Chinees; stromen mensen in straten onder een plafond van lampions, winkels vol souvenirs die je niet gratis zou willen ontvangen en stoepiers – oud woord – die je hun kleermakerij, winkel of restaurant in willen praten. Chinatown in Singapore.
Ik ben er om mijn visum op te halen en wacht een dag of twee tot ik weer naar huis kan. Op een terrasje mensen kijken. Niet alle mensen zijn mooi maar mensen kijken is dat wel en ik bedenk verhalen bij de gezichten die langs komen. Lome, warme middag.
Dan komt een bundeling van blijheid en geluk door de straat. Een jonge, knappe Chinees loopt stralend achter een dubbele kinderwagen; één van de tweeling zit er in en de ander wordt gedragen door een mooie vrouw, zijn vrouw.
Hij neemt een foto, en nog één, zoent – zomaar – zijn vrouw en de kleine man op haar arm, en weer een foto. Bij een stalletje koopt hij één blikje frisdrank, steekt het rietje erin en geeft het aan haar. Daarna gaat het naar de kinderen en hij drinkt het restje.
Maar half verbaasd zie ik hoe voorbijgangers hun pas inhouden en glimlachend toekijken, tussen hen en het jonge gezin wat ruimte latend. Een eilandje van levensvreugde in een menigte die wat afstand houdt; verrast, voorzichtig en met bewondering. Ieder die uiteindelijk verder gaat doet dat met een glimlach op het gezicht.
Geluk op straat.

Het diner had ik op het terras van een restaurantje, niet druk en goed eten, de volgende middag ga ik wéér. Het leuke en lange gesprek met de stoepier van de vorige avond krijgt een vervolg. Het is eigenlijk te vroeg voor lunch en hij komt er gezellig bij zitten. We praten van links naar rechts, van voor naar achteren en bijna hebben we alle wereldproblemen opgelost. Maar het vliegtuig wacht niet en we nemen afscheid. Uitgebreid handen schudden en schouderkloppen, hij wenst me goede reis en wil nog iets vragen… Of ik zijn vriend wil zijn.
‘Ja, uh, graag, maar Bali is ver van Singapore en ik kom hier niet snel weer.’
‘Ja maar toch, ik zou het fijn vinden. Weet je, jij zag dit niet en dat doet goed’. Hij wijst op een wijnvlek die de hele rechterkant van zijn gezicht bedekt.
Een zachte tenor fluistert in mijn denken. ‘Je zag niet dat ik zwart ben…’
Afrika landt in Singapore en zet het even onder water.

Bij alle reizen blijft de grote wereld klein. Er zijn maar zoveel plaatsen waar de liefste wonen, en vaak voelen die paar plekken als het geheel. Een bombardement van informatie, uit eerste, tweede of derde hand, houdt me bewust van meer mensen – en zorgen – dan mijn hoofd kan bevatten. Naarmate de cirkel van weten groter wordt, wordt ook m’n uitzicht op eigen onwetendheid weidser.
Terug naar mensenmaat. Zonder classificeren mensen zien, gelijk ikzelf, maakt me broeder van elk ander. Dat voelt, hoewel het verplichtingen oproept, wel goed. Zijn kent geen geografie.

Een commissie binnen het CDA pleit ervoor de C weliswaar niet te verloochenen maar minder geprononceerd naar buiten te brengen. Ik weet niet hoe ik het moet zien. Stiekem christelijke waarden – overigens nauwelijks verschillend van de essentie van andere religies en overtuigingen – in de mix doen, missie in het verborgene? Wel je broeders hoeder zijn maar het niet laten merken? Of toch een deel van die waarden onder het tapijt schuiven? De afgelopen jaren doen het ergste vrezen.
Als je sleutelt aan eigen overtuiging om de kiezersgunst te winnen, onverantwoorde compromissen aangaat om macht te behouden, als je niet bent wie je ten diepste wilt zijn, blijven je woorden leeg. Dan zak je zomaar terug naar 13 zetels of minder.
En géén mosterdzaadje.

Terug naar mensenmaat.
Dan ga je ook geen miljard op ontwikkelingssamenwerking korten, niet als VVD en niet als PvdA. Hoe moeilijk – ik weet het echt – veel mensen in Nederland het op dit moment ook hebben. Je doet én én want je laat niemand zakken.
Uitruilen heet het geloof ik. Tit for tat. Dat kan je doen met JSF’s of zo maar niet met mensen die in nood zijn, kom nou!

Veel liefs
Frank

pluizer of windekind

Lieve Allemaal,

‘Sudah makan belum?’; het is hier vaak de eerste zin bij een ontmoeting. Heb je al gegeten of nog niet? Een vriendelijke vraag die zijn oorzaak moet hebben in andere tijden, tijden dat te eten hebben geen vanzelfsprekendheid was. Tegenwoordig valt het hier, in het zuiden van Bali, in dat opzicht mee. Er komt veel geld binnen en hoewel de verdeling, zoals overal op de wereld, veel te wensen overlaat is eten er (meestal) wel.  Geen rijkdom – vrouwen die de hele dag zware stenen of zand voor de bouw over honderden meters sjouwen voor € 4,– per dag, de ervaren bouwvakker die € 6,50 per dag krijgt – geen vetpotten, passen en meten met de rupiahs. Dat is dan hier in het zuiden van Bali. Voor andere delen van het eiland, Indonesië en zoveel delen van de wereld is “stukken minder”, zoals je weet, een understatement.

Ga eens kijken bij iZarte aan de Laarstraat 47 in Zutphen. Daar loopt tot 11 november de tentoonstelling “At this time of the month we don’t have money for food”. Foto’s en verhalen uit Kliptown, een onderdeel van Soweto in Zuid-Afrika.
Foto’s die soms stilletjes het geheugen binnensluipen, soms brutaal binnenstampen, indrukwekkend in eenvoud en simpelheid. Verhalen van Koekie Jeremiah die vertellen van zorg en tegenslag maar vooral van levensmoed en, indirect, van een kracht om door te gaan die we soms vergeten. Janneke en Gert, de eigenaars van de galerie, zullen je met plezier ontvangen. En tot 24 oktober is Rolihlahla Mhlanga hun gast. Roli praat graag over zijn schilderijen die in een andere ruimte van de galerie getoond worden en alles wat daarbij hoort. Een bezoek is zeer de moeite waard.
(www.izarte.nl tentoonstelling open wo. 12-18, do/vr 10-18, za 10-17 en 1ste en laatste zondag van elke maand. Tel. 06-13802505)

Ook hier in Indonesië, niet anders dan in Afrika, raakt het me vaak hoe mensen met hun omstandigheden omgaan. Na eeuwenlange export van normen, waarden en goederen – vooral dat laatste natuurlijk – zouden we in het westen misschien wat meer aandacht moeten schenken aan import. Niet van de grondstoffen die vaak net zo goed of beter in het land zelf verwerkt kunnen worden maar van wat levenshouding. Daarvoor zijn er, anders dan bij goederen, geen handelsbelemmeringen.
Overigens; het wegnemen van die eindeloos vele belemmeringen zou wat geld kosten maar enorme winsten opleveren.

————————————————————————————————-

Het is al namiddag; zo gepland, dan is de warmte wat minder. Uit het veld worden een paar sprietjes rijst gehaald en naar een geïmproviseerd tempeltje gebracht. De pemangku (hindu priester) luidt een aantal malen langdurig een hoog klinkende bel, intussen zijn gebeden prevelend. Een flinke hoeveelheid welgemaakte offers wordt verdeeld over verschillende plekken op het land. In de mooi gevlochten mandjes voor de offertjes kokosnoten en eieren, veel vruchten en bloemen, zelfs een briefje van duizend al zijn het maar rupiahs en een stukje kip. Een bamboe tempeltje met een geel/witte sarong hier en een andersoortig bouwsel daar.
Een ceremonie. Want het land gaat vanaf nu op een andere manier gebruikt worden; het zal geen voedsel meer bieden maar beschutting.
Rijstplantjes symbolisch uit het veld gehaald, een bel die, denk ik, de geesten om aandacht vraagt en veel tijd en moeite om alles bij elkaar te krijgen. Respectvol.
De betekenis van de meeste zaken ontgaat me en mij niet alleen lijkt het. Balinese vrienden die erbij zijn babbelen rustig door of telefoneren even met een bekende…
Maar als het na een dik uur voorbij is, is iedereen blij en tevreden. De priester knikt me geruststellend toe, er kan gebouwd gaan worden. Wawan, een moslim uit Java, zegt dat het mooi was. Heel mooi.
Wie wil je zijn? Pluizer of Windekind*? Je kunt kiezen…

Je brengt je welgemaakte offers met een slordige nauwkeurigheid, elke dag.
Voor de gelegenheid steekt je smalle lichaam in een sarong.
Op je hoofd draag je een witte udeng.
Je mond spreekt zacht gebeden voor zich heen terwijl je handen zich samenvoegen,
hoog boven je voorhoofd.
Ernstige ogen sluiten zich en even ben je weg van deze plaats.
Niet godvergeten. God niet vergeten.
Semoga sukses…

uit “Pahit Manis”, 1998.

Lieve groet
Frank

*Zie ‘De kleine Johannes’, Frederik van Eeden


panta rei

 

Klenteng Poncowinatan, Yogyakarta, Indonesia

Lieve Allemaal,

In Bali heeft het gamelan jeugdorkest een aantal avonden flink geoefend. Een kort, simpel riedeltje dat er goed moest worden ingestampt, het duurde uren. Geluid draagt ver… De ceremonies vliegen om je oren deze dagen. Eethuisjes sluiten, straten worden afgesloten, iedereen is dagen druk. Offers all over the show, een hond of een gans laten het leven, bidden, bloemen, fruit… en dan zal het wellicht nog beter gaan.
Ook in het Bali van vandaag is de focus op wat god / de goden behoeven. Of misschien op niet uit de toon vallen bij de buren. Volgens Frans steeds meer gemopper over een toch wel erg druk geloofsleven.
Nu in Yogyakarta – ik ben hier om wat meubels te vinden – andere en toch soortgelijke zaken. In het hotel mogen twee kleine meisjes, ik schat een jaar of 3 – 4, ‘zwemmen’ in het pierebadje. Lange broek, lange mouwen en een hoofddoekje om. Naar hun ogen te oordelen zijn het best mooie kinderen…
In de chinese tempel danste vanavond de draak. Acht jongemannen liepen veertig kilometer met die ‘draak’ en mochten daarbij niet praten. Traditie weet u wel? Oogstfeest bij volle maan, het was wel mooi en in ieder geval veel blij lachende mensen.

De dubbele bodem – vrij naar Godfried Bomans – zit er nog stevig in. Althans, vanaf de buitenkant gezien. Er is genoeg om te kritiseren maar de adat – religie en gedragsregels die daar al dan niet uit voortvloeien – vormt de maatschappij tot hoe die is en houdt, naar mijn idee, ook veel overeind in een land waar iedereen bij één van de godsdiensten moét horen. ‘Er is één god en die heeft vele namen’ zegt de Indonesiër. Want ook hier moeten we het, in respect voor de ander, samen doen.
Mij maakt het soms kriegel te zien hoe de groep mensen stuurt en beknot en de mooiste bloemen vaak niet eens laat ontluiken maar ook; de simpele eenvoud waarmee het leven en de omstandigheden, inclusief dood en ongeluk, geaccepteerd (kunnen) worden dwingt respect af.

Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voor de dubbele bodem wegvalt – en óf hij wegvalt. De stroom van toeristen heeft zijn invloed op het wereldbeeld van mensen hier en daar zitten positieve aspecten aan. Maar er wordt ook nogal wat ‘geïmporteerd’ dat niet bijdraagt aan een mooiere wereld. Gelijk zo vaak verschuift het accent naar de centjes. Ac-centjes? Hoeveel mag geluk nou nog kosten?
Droom en visie zijn, ook hier, zeldzaam.
Panta rei – alles stroomt. Het blijft aan onszelf om hier en daar een steen te verleggen in die stroom. Kansen genoeg, elke dag.

Intussen ben ik bezig met het nieuwe huis dat gebouwd gaat worden. Het wordt een limasan, een javaans houten huis, een beetje als een joglo. Zegt je misschien niets; hieronder foto’s van een restaurant dat gelijk is aan mijn toekomstige huis.
Het is helemaal gemaakt van teakhout en op zijn minst zo’n 60 – 70 jaar oud. Grote kamer, ruim terras, slaapkamer en, jawel, een gastenkamer. Ik zie je wel komen.
Eind deze week wordt begonnen met het fundament en dan, een maand later, wordt het huis er opgezet. Badkamer eraan, keuken eraan en dan heb ik begin december weer een eigen plek. Het landje is wel iets kleiner dan in Afrika, 1% daarvan.
De locatie is aan de rijstvelden; uitzicht (voorlopig) helemaal prachtig. Ik zal er in de volgende blog een foto van bijvoegen. Groen.

Het is een plezier om in Yogya te zijn. Vrienden en bekenden van lang geleden, op straat wordt ik doorlopend aangesproken. ‘Eeeh, Frank van den Ham’ zegt de becek rijder (fiets taxi) die me jaren geleden voor een tientje of zo te pakken had. En hij staat erop me vandaag gratis rond te rijden. Ganti rugi, het verlies goedmaken. Op de motor, dat wel. Want de meeste becak rijders hebben tegenwoordig een motorfiets ernaast. En becaks met een hulpmotor zijn ook al gesignaleerd. Panta rei.

Lieve groet

Frank

een vriend in Afrika

Lieve Allemaal

Vannacht was er een kleine aardbeving. Rond vijf uur in de morgen vroeg ik me af welke gek er aan mijn bed stond te schudden maar het bleek de aarde die bewoog. Geen schade, niets aan de hand. Maar geen vaste grond onder je voeten, verlies van basis; dat wil je niet al kan het zo maar gebeuren.
Hier in Bali hebben we Brahma, Shiva en Vishnu – de schepper, de bewaarder en de vernietiger – drie verschijningsvormen van dezelfde kracht, aspecten die we eigenlijk allemaal kennen. Ze in theorie alle drie accepteren gaat wel, maar soms komt het zo dichtbij dat accepteren van het bestaan van nummer drie een zware opgave wordt.

Eerder deze week een aardbeving van een heel andere orde.
Meer dan zes jaar terug stond ik voor een hotel in Sandton, Johannesburg, op hem te wachten. Hij reed voor en ik liep op hem af. Hij groette met een welgemeend ‘goedemorgen, welkom, wat fijn dat u er bent’. En ik wist dat ik thuis was, zo’n mens was hij.
Honderden zondagen zouden volgen. Eerst de samenkomst, dan de koffie, dan een glas. En daarna altijd samen aan een goede lunch, afwisselend in de Sandton Sun en het Palazo. Sjieke tenten, niet zo mijn smaak, maar het waarom bleek een simpel verhaal.
Toen, toen Mimi bij hen in huis woonde, was het vanzelfsprekend dat ze mee ging uit eten. Maar alleen de internationale hotels lieten zwarte mensen toe, vandaar. Werner logica.
We werden vrienden, hij en ook zijn vrouw een baken in soms turbulente tijden in Zuid-Afrika. Zondagmorgen, een toeter voor het hek en hij deed het open. Voor ik het oprijlaantje op was stond hij al buiten.
‘Ha, broer van me, hoe gaat het?’ En als het, zoals wel vaker, niet zo goed was wilde hij er alles van horen. Als hij iemand helpen kon deed hij dat, en graag. Ik zie hem weer onder de kapotte slijpmachine in de studio liggen, na een paar uur werkte die weer prima. De mensen in de studio dachten dat dat van die 77 jaar gelogen was.
Maar ook; toen er in het restaurant een dame uit een ver land zat – alleen – die net haar man in het ziekenhuis had verloren ging hij er op af. ‘Kan ik iets voor je doen?’ Een moedig mensen mens. Haar ogen lichtten een beetje op.
Over de gezondheid van zijn vrouw had hij zorg, over zijn kinderen soms, over iedereen om hem heen wel. Over zichzelf maakte hij zich niet druk. Bescheiden en in eenvoud…
‘Los ’t man!’ Als iets niet zo positief was hoorde ik het hem vaak zeggen. ‘Los ’t man’, hij bedoelde ‘kijk nou gewoon naar wat er wel goed gaat, verbind je daar nu aan’.
Over Zuid-Afrika: ‘We schrijven geschiedenis, we zijn onderweg’. Negenenzeventig jaar was hij onderweg, gaf en zaaide waar hij kwam. Deze week overleed hij, plotseling.
‘Los ’t man’ hoor ik hem weer zeggen.
Deze keer maar niet Werner Joor, ik los er helemaal niets van, je blijft gewoon bij me. Zo gaat het met mooie mensen, die blijven wonen in de harten van mensen.

Ook de dood moeten we accepteren maar het is met verdriet en weemoed dat ik denk over het verlies van mijn beste vriend in Afrika.
Verder schrijven aan het blog – maar even niet vandaag. Volgende week meer over de goede ontwikkelingen m.b.t. een huis. Voor nu gaan mijn gedachten veel en vaak naar Afrika.

Lieve groet
Frank

uit Bali

Lieve Allemaal,
Rustige vlucht, nauwelijks turbulentie en in korte tijd ben je in Bali, Indonesië. Al zo vaak en zo lang in dit land; het voelt als thuiskomen. Ik heb koffers vol Afrika mee maar die hoeven niet uitgepakt al mogen ze wel blijven. Vandaag heeft zijn wortels in gisteren dus waarom zou je bij het ingaan van een nieuwe dag de vorige vergeten?
Maar het moet wel een nieuwe dag worden. Nu is het Bali, een nieuwe dag en hopelijk ook wel wat langer.
Voorlopig bij Frans in het gastenhuis in Penestanan, vlakbij Ubud. De dagen zijn al snel vol. In een knalroze huurauto over het eiland – ja, ja, ik weet wat u denkt, dat dacht ik ook – op zoek naar een huis. Er is veel aanbod maar er zijn nogal wat Balinezen met dollar- of eurotekens in de ogen. Veel rekeningen kunnen gewoon niet opgaan maar, net als met de huizenmarkt in Nederland, de verkopers stemmen nog niet in met een lagere, redelijker prijs. Op sommige plaatsen zijn de prijzen de laatste twee, drie jaar verviervoudigd en dan wordt het gewoon te duur. Het gaat altijd over contracten, huren voor een periode van 20 of 25 jaar, want buitenlanders mogen geen onroerend goed bezitten maar het kost vaak meer dan de hele boel kopen…
Ubud zelf is volgens de reisgidsen een romantisch kunstenaarsdorpje, als je hier eenmaal bent zou je het niet als zodanig herkennen. Het is overvoerd met toeristen en dus ook met alle voorzieningen die daar bij horen. Veel meer dan dat eigenlijk. De wensen van toeristen zijn ook niet realistisch hoor. We willen veertig restaurants om uit te kiezen en leuke, authentieke winkeltjes met mooie goedkope spullen maar als het even kan nauwelijks collega-touristen. Gaat niet. In Ubud en veel plaatsen in Bali om de paar meter een restaurantje, hotels in elke hoek, het geheel afgevuld met winkels in nutteloze waar…
Vandaag heb ik besloten hier in Penestanan een stukje land te contracten en daarop wil ik dan een Joglo bouwen. Oorspronkelijk van Java, foto bijgaand. Later meer.
De charme van Bali blijft. In deze dagen is het een soort Balinees Sint Maarten. Galungen (zeg maar een thanks giving) is voorbij en Kuningan is vandaag. Er tussenin mogen de kinderen langs de huizen met muziek en een barong. De barong, een soort goedmoedig monster, wordt voor de gelegenheid gespeeld door twee kinderen, één in de kop en één in de staart en de muziek is luid en helemaal Bali. Wel de bedoeling dat ze overal iets krijgen natuurlijk.
Bali; het is er – ondanks de drukte op veel plaatsen – goed toeven. De mensen zijn vriendelijk, het weer prachtig en de omgeving wonderlijk mooi. Het grootste wonder is misschien wel dat Balinezen massaal zo dicht bij hun tradities zijn gebleven – een vorm van hinduïsme die haast dagelijks offeren en heel veel ceremonies noodzakelijk maakt. Ogenschijnlijk blij doet iedereen er aan mee. Een Balinees is in de eerste plaats deel van zijn gemeenschap en pas daarna individu. Het heeft zo zijn voor- en nadelen – wellicht is de balans naar één kant doorgeslagen. Tegelijk.., het kan geen kwaad eens naar de eigen balans te kijken. Voor ik het weet ben ik dan weer bij ‘ubuntu’, ik ben omdat jij bent. Nou ja, iets mag ik natuurlijk wel uit die koffers te voorschijn halen…
Hopelijk ook een overweging voor aanstaande woensdag; geen uitsluiting maar insluiting en de zorg voor elk ander – waar in de wereld ook maar mogelijk – niet vergeten. Centjes zijn belangrijk maar er is meer, 6 miljard anderen bijvoorbeeld en een beschaving waarvan de kern zich nooit in geld uit laat drukken. Ik hoop op een kabinet met passie voor wat waardevol is en een iets ruimere blik dan alleen voor prijskaartjes. Want, Lucebert schreef het, ‘alles van waarde is weerloos’. Als wij er niet voor opkomen is het straks weg en in zo’n wereld wil uiteindelijk niemand leven.
Ik wens u mooie dagen en wijsheid.
Lieve groet
Frank

Joglo

de kunstklassen

Lieve Allemaal,

Bijna vier jaar lang kwamen ze, de kinderen van de artclass. Elke zaterdagmorgen, vaak al om een uur of zeven, stonden ze voor de deur. “Je bent wel vroeg” of  “nu moet je nog heel lang wachten” waren opmerkingen die geen doel troffen. Een paar uur rondhangen op de farm vonden ze geen probleem – integendeel. Spelen met de hond, rennen over het terrein en als ze geluk hadden alvast een glas limonade; ze vonden het best zo. En als het dan tegen tien uur begon, in de regel met zo’n 25 kinderen, gedroegen ze zich (meestal) voorbeeldig. “We gaan naar school op zaterdag” vertelden ze, “een heel leuke school”.

Het is nooit echt over kunst gegaan, daar kwamen we gewoon niet aan toe. Natuurlijk, we deden aan kleien, tekenen en schilderen, we werkten met glas ook, maar daar ging het niet echt om. Vaak heb ik me afgevraagd hoe het kon dat zoveel kinderen elke zaterdag weer vroeg van huis gingen en pas om een uur of één thuis kwamen zonder dat ooit een ouder de moeite heeft genomen te zien waar hun kind heen ging. Ik heb geen antwoord maar het maakte wel duidelijk dat het echte doel – een hand op een schouder, een aai over een bol – niet overbodig was.

Het heeft ze wat tijd gekost om te wennen aan die witte meneer maar het is uiteindelijk wel goed gekomen. Het maakte me blij als ik onderweg naar het dorp tien keer of vaker kinderen hoorde roepen, zag zwaaien… “Hi mister Frank! Hi!” Zelden zag ik zo vaak en zoveel geluk en blijheid. Op elk gezicht een prachtige lach. Teddy en Tshepo kwamen door de week ook nog wel eens even kijken. Ik kon denken dat Dopie mijn hond was, zij wisten beter.

Kerst samen vieren, mét cadeautjes. Gelukkig met kleine dingetjes van een paar euro. En ook de barbecues – de braais – waren een groot succes. Goed eten met een glas cola of fanta.

Toen het afscheid moest komen zijn we met zijn allen naar de Wimpy’s gegaan. Vijfendertig kinderen die timide maar stralend, met mes en vork, hun hamburger aten en nog lang van het ijsje na genoten. Gelukkig en onder de indruk van het “echte” restaurant.

Dat van WWvK – de sponsor – hebben ze nooit echt begrepen en Apostolic Society ging boven hun pet. Maar samen hebben ze dat doek gemaakt, als herinnering. Ik ben er trots mee maar nodig was het niet; ze wonen in mijn hart en ik zal niet vergeten. Naar ik hoor vragen ze nu bekenden van mij in het dorp of die het telefoonnummer hebben van mister Frank. “Bellen is veel te duur” zeggen die dan en dan komt de vraag of zij me dan niet kunnen bellen want zo kan het niet langer…

Het is niet duidelijk wie er nu eigenlijk elke zaterdag naar school ging, zij of ik. Wij allemaal misschien?

Veel liefs, Frank

weg uit Afrika

Lieve Allemaal

In mijn achteruitkijkspiegel zie ik een jongeman steeds kleiner worden, dat het een wat schokkerig beeld is komt niet door het hobbelweggetje, hij huilt. Afscheid nemen doet zeer en het prikken in mijn ogen blijft lang aanhouden, hoe waardevol het ook is dat het toch gelukt is goed afscheid te nemen. Dag Thando, ik hoop dat het je wel gaat.

Deze dagen zijn er vol mee; ‘ik wens je het allerbeste en veel succes en wie weet, ooit…’. Het zal er over het algemeen niet van komen weet ik en dat maakt het zwaarder. Gisteren nog bij Cedric, een tijdje in zijn galerietje gezeten en er was eigenlijk niet veel te zeggen. Het gaat hem nog steeds niet goed – de gordelroos plaagt hem al meer dan twee jaar – en ik zou hem graag wat optimisme en moed geven. Als dat eens kon. Als ik eens achter kon laten wat nodig is voor een goede toekomst. Voor Thando, voor Cedric en voor velen meer… Het waren maar kleine zaadjes en verder, met de tijd…

Merkwaardig hoe sterk liefde zich doet voelen, juist in de tijd van afscheid nemen.  Dagen vol zon, het landschap maakt meer dan ooit indruk en toch niet half zoveel als de mensen. In de schemering gaan zoals altijd stevig stappende mannen en vrouwen en ik hoop dat ze op weg zijn naar iets goeds. Dat het jullie goed mag gaan en dankjewel voor zoveel dat mooi was.

Morgen vertrek ik maar nee, ik zal Afrika niet vergeten en ik denk dat niemand dat mag doen. Hoeveel of hoe weinig ervaringen je ook hebt in landen waar het minder is dan in Nederland, of je nu wel of niet mensen kent die vloeken of bidden om hulp; we zijn samen en lotsverbonden.

Welke ondoordachtheid iemand ertoe brengt te willen bezuinigen op juist de hulp aan arme landen is mij niet duidelijk. We zullen het beter moeten doen, dat zeker.  Maar ook eerder meer dan minder, er is maar één wereld.

 

Waarom jij mijn vriend bent,
veel weet ik er niet van.
We liepen langs dezelfde weg
of misschien dat niet eens…
We kwamen elkaar tegen
en herkenden, dat is zeker.
Zo anders, zo’n verschil,
toch stille vanzelfsprekendheid
In jou zie ik mezelf
en ik weet dat jij in mij
ook een spiegel ziet.

Meer is het niet
zo lijkt het me,
meer hebben we niet nodig.

Want jij bent ik en ik ben jij,
in andere gestalte.
Wij zijn broeders.

 

leeg huis

Lieve Allemaal

Het huis is leeg, de studio bijna. Kan niet gezegd worden van m’n hoofd, daar zit zo nog wel het een en ander in. Ook wel handig, een leeg hoofd is lastig, maar zo tussen alles in ligt nog wel het een en ander dat gesorteerd moet worden. Hier, op de farm van vrienden, lukt het wel denk ik.

En regelmatig gebeurt er iets dat de zonnige winterdagen hier opeens echt zonnig maakt. Veel felicitaties op mijn verjaardag, de eerste om 7 uur ’s morgens van Cedric die 5 keer vertelt dat hij het niet vergeten is.
Op een workshop business orientation in het dorpshuis hebben de deelnemers een collage moeten maken over inspiratie en doel. Aan de wand zie ik op één van de collages prominent mijn eigen foto. “My inspiration and source of knowledge” staat erbij. Ja, Thando doet mee aan die workshop. Elvis, de ober in het restaurant waar ik soms kom, vindt dat ik niet weg moet gaan. ‘Afrika heeft goede mensen nodig.’ Ach ja, de wereld heeft mensen nodig die willen bouwen, we proberen het allemaal denk ik.

Zaterdag – afscheidsborrel voor alle bekenden hier – kwamen de nieuwe eigenaars van het huis met een bijzonder cadeau: een groot doek gemaakt door de kinderen van de kunstklas. Ze hebben er allemaal iets op geschreven; onroerende kleine tekstjes en handafdrukken.

Vandaag gaan de allerlaatste spullen weg uit de studio en dat ziet er nogal beroerd uit;  een lege huls van wat ooit een mooie droom was. Niet dat ik denk dat het allemaal niets gebracht heeft hoor. Ik ben ervan overtuigd (zie ook boven) dat er wel iets gezaaid is. Overigens zou het arrogant zijn te doen of alleen ik gezaaid heb, ook bij mij is gezaaid. Veel geleerd; ik begrijp het leven weer iets beter en dat wordt ook wel tijd als je intussen zestig bent geworden. Maar helemaal begrijpen zal wel nooit lukken denk ik. De afgelopen nachten zijn glas en andere zaken uit de studio spontaan geëmigreerd naar andere oorden en ik weet wie de sleutels hebben. Niet echt mijn probleem, eerder van hen die al die zaken nu in huis hebben. Alleen die afscheidslunch daar doe ik maar niet. Zo’n gedoe voor ze, al die rommel uit de weg ruimen…

De laatste loodjes terwijl ik woon bij vrienden die vriendschap en liefde geven. Het is te doen hoor. En dat ze me ook een flink aantal kilo’s extra meegeven… ‘eigen schuld, dikke bult’ komt in gedachten. Mmm, dikke bult.